Vries, David Pieterszoon de (1593-1662)

Zeevaarder, ontdekkingsreiziger en Indianen-antropoloog

Deze telg uit een Hoornse koopliedenfamilie werd in 1593 geboren in het Franse La Rochelle waar zijn vader tijdelijk gestationeerd was in verband met de wijnhandel. Zijn voorouders waren al enkele eeuwen kooplieden op de Oost- en Straetvaart. David verhuisde vier jaar na zijn geboorte met zijn familie terug naar Hoorn. Vermoedelijk kreeg hij daar een koopmans- en schippersopleiding, waarschijnlijk op de beroemde school van Robbert Robbertz. le Canu, ‘de schoolmeester van de grote vaart’, die vanwege zijn doopsgezinde geloof van Hoorn naar Amsterdam was gevlucht. David trouwde in 1615 met Seitgen, dochter van de Hoornse advocaat en schepen Simon Cornelis Huygh. Er kwamen vier kinderen. Waarschijnlijk stierf David in 1662 in Hoorn.

Kapitein, reder, koopman
Tijdens zijn leertijd maakte hij in 1617 met de Noordse Compagnie al een reis naar het Jan Mayen-eiland in de Noordelijke IJszee. In 1619 ging hij -net als zijn voorouders- op straatvaart d.w.z. handelen op de Middellandse Zee, vooral in omgeving van Genua. Na deze succesvolle reis bevoer hij vaak met een eigen schip vele wereldzeeën. David was het type van een vrije ondernemer die wel opdrachten van de VOC of WIC aannam maar zich er niet blijvend aan wilde binden. Zijn reisverhalen geven een mooi inzicht in wat een kapitein, reder of koopman kon meemaken. Tijdens zijn tweede reis (1620-1622), voor stokvisvervoer van New Foundland naar Italië, ging David nabij Cartagena (Spanje) de strijd aan met Barbarijse kapers. De Hoornse kaper, Ivan de Veenboer, alias Sulayman Reis, kwam hierbij om. Tijdens zijn volgende reis, naar New Foundland (1614-1625), nam de WIC zijn schip in beslag omdat hij in Franse dienst voer. In 1627 leidde David vanaf zijn nieuwe schip ‘Het wapen van Hoorn’ een kleine VOC-vloot richting Batavia. Door lange windstilte werd het een barre reis met veel zieken en een groot voedseltekort. Vooral tijdens deze reis bleek dat De Vries een groot gezag had bij zijn collega's en zijn ondergeschikten. Hij maakte daarna nog verschillende reizen naar de Oost, o.a. een keer met Jan Pz. Coen en zijn vrouw als anonieme passagiers. Na zijn terugkeer in 1630 liet David zich door de WIC overhalen met een walvisvaarder de Nederlandse kolonisten in Nieuw-Nederland (Noord-Amerika) en Manhatten te gaan bevoorraden. Vervolgens moest hij een retourvracht (zout, beverpelzen en tabak) voor Amsterdam in West-Indië ophalen. De volgende reis (1634-1636) werd in omgekeerde richting gemaakt. Voor de Amsterdamse reder Bicker bracht David kolonisten voor een nieuwe landbouwkolonie naar Guyana. Daarna voer hij rustig naar de Engelse kolonie Virginia (Noord-Amerika) voor een retourlading. Zo had hij tijd voor zijn hobby: kennismaken met inheemse volken. Hij stichtte er nieuwe kolonies voor boeren, vissers en kooplieden, waarvan ‘Swaenendael’ en ‘Vriessendael’ de bekendste zijn geworden. Jarenlang leefde hij er bij en met Indianen van wie hij de stamverschillen beschreef en met wie hij een goed contact probeerde op te bouwen.

Verteller en schrijver
Opvallend is dat David al vanaf zijn eerste reis aantekeningen te boek stelde van alles wat er op zijn reizen gebeurde, in een prettige vertelstijl met veel humor en aandacht voor details. Soms neemt zijn verhaal de vorm aan van een soort rijmkroniek. Later verwerkte hij die in een boek dat uit vier delen bestond. Hij tekende er ook kaarten bij van de kusten die hij aandeed of speciaal opzocht, zoals bij zijn verkenningstocht door de hele Indische archipel in 1628-1629. David beschreef de leefgewoonten, bezittingen, cultuur en eigenaardigheden van de volkeren die hij bezocht. Tussen 1638 en 1644 leefde hij tussen Indianen stammen bij de Delaware-rivier in Nieuw Nederland. Daar was hij eigenaar en beheerder van drie kolonistennederzettingen geworden. Zijn waarnemingen leveren een waardevolle bijdrage aan de vroegste geschiedenis van Noord Amerika.

Een betrokken persoon
De Vries was overtuigd protestant en handelde daarnaar Zo streed hij in 1624-1625 een korte tijd mee aan de zijde van de Franse Hugenoten vanuit het bolwerk La Rochelle tegen de katholieke Franse koning Lodewijk XIII. Maar hij weigerde later het admiraalschap, bedoeld om namens de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën dezelfde koning in dezelfde strijd met een vloot bij te staan.
Fel keerde David de Vries zich tegen de gouverneur van Nieuw Nederland Willem Kieft, die in zijn ogen onnodige ‘Indianenoorlogen’ ontketende. Hij beschuldigde Kieft en de leiding van de WIC van massamoord, hebzucht en machtsmisbruik. Teleurgesteld keerde hij in 1644 naar Hoorn terug. Daar bekleedde hij nog geruime tijd de functie van ‘Artilleriemeester van West-Friesland en het Noorderkwartier’. Hij woonde er in een royaal huis. Het boek waarin hij zijn aantekeningen had verwerkt, verscheen in Alkmaar in 1655. Zijn precieze sterfjaar is niet bekend, vermoedelijk 1662.

Ten onrechte vergeten
In Hoorn is er geen graf van hem bewaard gebleven en ook geen standbeeld voor hem opgericht. Zelfs geen straat naar hem vernoemd. In de Verenigde Staten is er in de stad Lewes (Delaware) een standbeeld voor hem geplaatst op de gevel van het naar het model van het oude Hoornse stadhuis gebouwde museum. En ter plaatse van zowel de vroegere koloniale nederzettingen Swaenendael als Vriessendael zijn er gedenktekens opgericht.

Publicatie: Korte historiael ende Journaels Aenteyckeninge, van verscheyden voyagiens in de vier deelen des wereldts-ronde, als Europa, Africa, Asia ende America gedaen (Hoorn-Alkmaar 1655), bezorgd door H. T. Colenbrander, WLV3 (1911)

Literatuur:
W. B. J. van Balen: Holland aan de Hudson (Amsterdam 1943) p.106-112
H. de Heijer: In het kielzog van Henry Hudson. In Oud-Hoorn 2009-2
C.M. Entius: Waarom David de Vries? (eigen beheer)

Gegevens aangeleverd en bewerkt door: C. M. (Bob) Entius (Ver. Oud Hoorn) en Gerard Weel (Hoorn 2014).