Het verbindende water
De boeren in het komdorp Opperdoes waren van oudsher vaarboeren. Het transport van vee, hooi, mest en melkbussen ging per praam of per melkschuit. Een oude boerderij die als vaarboerderij getypeerd wordt, staat aan de straat met de mooie naam Tempel, op nummer 2. Het is een provinciaal monument, daterend uit circa 1650.
De vaarboerderij aan de Tempel 2 in Opperdoes gezien vanaf het Zuiderpad. (Foto TM)
In Opperdoes waren de meeste boerderijen en woonhuizen vanaf de hoger gelegen wegen door smalle, hoge bruggen over een diepe sloot bereikbaar. Daar kwam bij dat de Opperdoezer boer door de komvormige ligging van het dorp niet altijd land achter of voor de boerderij had. Zijn vervoermiddel was de praam, een platte schuit van hout of metaal, waarmee hij met behulp van een lange stok, de kloet, door de sloten naar zijn land voer. De vaarboerderijen hebben enkele specifieke kenmerken: deze stolpen waren bij de bouw feitelijk omgedraaid, de achterkant was de voorkant, het hooi werd aan die zijde ook via de sloot aangevoerd en binnen in de boerderij gebracht.
Zwaar werk
Als het hooi op het land genoeg gedroogd was om te vervoeren, werd dit, met behulp van een paard, van het land naar de wal gesleept. Met hooivorken bracht men het in de praam. De praam mocht daarbij niet te hoog geladen worden omdat hij anders niet onder de vele bruggen door het dorp in kon varen. Bij de boerderij aangekomen moest het hooi worden gelost. Dit gebeurde met behulp van een houten stelling schuin tegen de wal en een tweede brede stelling die tegen de houten gevel van de boerderij stond. Boven in de boerderij bevonden zich twee deuren die wijd geopend toegang gaven tot de zolder van de stolp. Over deze zolder werd het hooi in de berg, het midden van de boerderij, getrokken. Dit werk gebeurde met behulp van veel mankracht en gebruik van lange touwen en de kracht van een paard.
Ook de mest van het vee voerde men per praam af naar het land. Zwaar werk, omdat die mest van de hoger gelegen wal in de lager gelegen praam gestoken moest worden. Bij het land aangekomen, haalde men vervolgens de mest weer uit de praam omhoog. Natuurlijk ging ook het vervoer van koeien met de praam, in het voorjaar naar het land en in het najaar weer naar de boerderij.
Dagelijks kloette de vaarboer heen en weer om de koeien met de hand te melken en de volle melkbussen mee terug te nemen. De 17de-eeuwse vaar boerderij aan de Tempel heeft al vele decennia geleden zijn functie verloren. In het dorp is aan het begin van de 21ste eeuw geen enkel veeteeltbedrijf meer over. Maar op de hoge wallen staan nog steeds de karakteristieke boerderijen als stille getuigen van de zware arbeid in dit waterrijke gebied.
Het Zuiderpad richting het westen en de vele hoge bruggen over het water in Opperdoes. (Foto TM)