Op 30 november werd de vernieuwde Westfrisiaweg feestelijk geopend. Officieel heet de weg tussen Heerhugowaard en Hoorn bij de A7 nu de N194 en het stuk tussen Hoorn en Enkhuizen blijft de aanduiding N307 houden. Na vier jaar van oponthoud door wegwerkzaamheden is er nu ruim baan voor de grote stroom auto's die dagelijks van deze weg gebruik maakt.
De N307 in 2014 ten westen van Zwaagdijk-Oost, ter hoogte van de huidige doorsteek naar Hoogkarspel. (Foto Dick Ham van Stichting Projector)
Het Lutjebroeker Cabaret bezong ooit de Drechterlandse weg, die in het verlengde ligt van de vroegere Westfrisiaweg, als volgt: ‘Weg van Verdeeldheid. Een asfaltlint door Westfriese grond. Een weg met problemen, verkeer dat raast, de mens heeft haast. Weg zonder rust. Elk protest werd weggepest. De vaarpolder is nu weg. De tijd gaat zo snel voorbij.’
Nabij de N307 in 2014 ten westen van Zwaagdijk-Oost ter hoogte van de huidige doorsteek naar Hoogkarspel. (Foto Dick Ham van Stichting Projector)
Ook de vernieuwing van de Westfrisiaweg heeft voor- en tegenstanders verdeeld. Voorstanders wezen er op dat de aanpak noodzakelijk zou zijn voor een goede bereikbaarheid van Westfriesland, voor een goede doorstroming van het verkeer en voor de regionale economie. Tegenstanders vroegen aandacht voor de aantasting van het landschap. Protesten van bijvoorbeeld tegenstanders van de doorsteek bij Hoogkarspel, die actie voerden met de leus ‘Niet door het Lint’, waren tevergeefs.
Deze foto is in 2014 genomen op de plek waar anno 2018 de N307 richting de Streekweg bij Hoogkarspel ligt. (Foto Dick Ham van Stichting Projector)
Langs de vernieuwde Westfrisiaweg en de oude Drechterlandse weg rukt de bebouwing op.
Weilanden, fruittuinen en akkers met kool en tulpen maken plaats voor woonwijken en industrieterreinen. Grote kunstwerken als viaducten zijn al van ver te zien.
Al met al geeft het een dubbel gevoel. Het is goed dat er ruimte is voor wonen, werken, vervoer en recreatie, maar we raken ook veel moois kwijt.
Deze foto is in 2014 genomen in de buurt van Binnenwijzend in de fruittuin van voorheen Fruitkwekerij 't Keetje. Anno 2018 ligt hier een nieuw stuk van de N307. (Foto Dick Ham van Stichting Projector)
Ik realiseer me dat het Westfriese landschap (net als het Nederlandse) een cultuurlandschap is, dus onder invloed van mensenhanden ontstaan. Na ongeveer 700 na Christus werd het veen in Westfriesland stap voor stap ontgonnen, waardoor bewoning en de uitoefening van landbouw mogelijk werden. Veranderingen zijn van alle tijden, maar ik heb het gevoel dat het de laatste tijd wel erg hard gaat.
Gezicht op de plek waar anno 2018 de N307 de Slimweg in Bovenkarspel kruist. De foto is genomen in 2014. (Foto Dick Ham van Stichting Projector)
Voor het jaarboek van Stichting Historisch Opperdoes dook ik in de geschiedenis van Ruilverkaveling de Vier Noorder Koggen. Voorafgaand aan de op 15 december 1972 gehouden stemming over de vraag of deze ruilverkaveling door moest gaan lieten tegenstanders zich horen. Een actiegroep met onder andere de bekende schrijver en toneelregisseur Jan Koster uit Hauwert, liet van zich horen. De leden daarvan waren niet overtuigd van alle door de initiatiefnemers en voorstanders geschetste voordelen van de ruilverkaveling. Er was volgens hen te weinig aandacht voor de nadelen en risico's. Zij vreesden vooral de aantasting en nivellering van het typisch Westfriese landschap. Kronkelende voormalige riviertjes moesten plaatsmaken voor rechte sloten. Rust en stilte zouden verdwijnen als gevolg van de aanleg van vele nieuwe wegen. Bewoners van de ‘Zakken’, de doodlopende wegen van Oostwoud en Hauwert protesteerden met klem tegen het doortrekken van deze wegen. Alle protesten waren tevergeefs, de ruilverkaveling ging door.
Gezicht vanaf De Hout op de plek waar anno 2018 de N307 de Slimweg in Bovenkarspel kruist. De foto is genomen in 2014. (Foto Dick Ham van Stichting Projector)
Betekent dit alles dat het geen zin meer heeft om plannen die met de inrichting van het landschap en het aanzien van Westfriesland te maken hebben kritisch te volgen?
In tegendeel. Soms lukt het wel door op de juiste manier gebruik te maken van overleg- en inspraakmogelijkheden overheidsplannen of bouwplannen van particulieren en bedrijven bij te sturen. Organisaties zoals de Stichting voor Landelijk Schoon Westfriesland waarmee het Westfries Genootschap nauw samenwerkt, vervullen in dit opzicht een belangrijke rol.
Maar ook leden van onze vereniging en anderen die Westfriesland in hun hart hebben gesloten, kunnen hun steentje bijdragen aan het behoud van al het moois dat er, ondanks de eerder genoemde veranderingen, nog steeds is. Waakzaamheid en betrokkenheid blijven nodig, ook in het jaar dat voor ons ligt.
Jan Smit
Op zaterdag 3 november kwamen meer dan 100 leden en belangstellenden in de Laurenskerk in Kolhorn bijeen voor de najaarsstreekmiddag. Na mijn opening als voorzitter van het Westfries Genootschap, verwelkomde wethouder Mary van Gent van de gemeente Hollands Kroon de aanwezigen in haar gemeente. Deze gemeente is per 1 januari 2012 ontstaan door een fusie van de gemeenten Anna Paulowna, Niedorp, Wieringen en Wieringermeer.
De Laurenskerk in Kolhorn. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Historicus Jaap Kerkhoven vertelde over de geschiedenis van Kolhorn. Kolhorn wordt voor het eerst in 1288 genoemd. Het dorp is gelegen aan de Westfriese Omringdijk en ontstond op een plek aan het wad waar het overtollige water van het vasteland naar zee liep. Het dorp had een kleine haven die via een ondiepe wadgeul verbonden was met de zee en gebruikt werd voor de overslag van goederen. Eeuwenlang vormden onder andere dijkbouw, de visserij, handel in riet en turf en beurtvaart belangrijke bronnen van inkomsten.
Model uit 1792 van een kof of een hoeker. Het schip heet De Jonge Koopman. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Vanaf de negentiende eeuw droogde de omgeving van Kolhorn op en kreeg het dorp polders in plaats van de zee voor de deur. In 1844 was dat de polder Waard en Groet en in 1930 kwam daar de Wieringermeer bij. Tegenwoordig is het schilderachtige dorp in trek voor de recreatievaart, toeristen en dagjesmensen en als woonplaats voor forensen.
Over de geschiedenis van het dorp verschijnt binnenkort een boek van Jaap Kerkhoven onder de titel ‘Aan Wad en Waard’.
Jaap Kerkhoven vertelt over de geschiedenis van Kolhorn. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
In het dorp werd in 1646 op een speciaal daarvoor opgeworpen terp in de haakse hoek van de Oude en de Nieuwe Streek een houten kerk gebouwd. Deze kerk is in 1788 door brand verwoest. In 1792 werd de huidige Laurenskerk gebouwd in de vorm van een halve kruiskerk (een schip met een zijbeuk). Aan het schip zit de toren vastgebouwd. Tot ongeveer 1900 was de toren gedeeltelijk van hout, nu is deze geheel van steen en voorzien van een met leien gedekte spits. De heilige Laurens van Rome was de schutspatroon van onder anderen de armen en de koekenbakkers en hij beschermde ook tegen blikseminslag. In 1966 kwam de kerk in eigendom bij Stichting tot Restauratie en Instandhouding van de Nederlandse Hervormde Kerk. Dankzij de inzet van deze stichting kon de in slechte staat verkerende kerk worden gerestaureerd en functioneert deze samen met het in de jaren tachtig van de vorige eeuw op het erf van de kerk in stolpvorm gebouwde dorpshuis De Nieuwe Horn als multifunctioneel centrum. De bronzen luidklok in de toren is in het jaar 1418 gewijd aan Sint Maarten. Omdat dit in 2018 zeshonderd jaar terug is, viert Kolhorn dit jaar feest.
Willem Messchaert is blij met het Schouderklopje van de Stichting voor Landelijk Schoon West-Friesland. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Willem Messchaert is niet alleen actief als bestuurslid bij de stichtingen die de eigenaren zijn van de kerk en het dorpshuis, maar hij is ook actief als vrijwilliger voor tal van andere organisaties. Vanwege zijn inzet voor het Westfriese landschap en de Westfriese Omringdijk werd hij gehuldigd door de Stichting voor Landelijk Schoon West-Friesland in de vorm van een schouderklopje. Mieke Peetoom-Slooves, de voorzitter van deze stichting overhandigde hem de bij dit eerbetoon behorende oorkonde. Ook kreeg hij een bos bloemen.
Gezellige drukte tijdens de pauze. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Na de pauze speelde Jan de Jong op het kerkorgel dat in 1725 opgeleverd werd en dat vervaardigd was uit onderdelen van een ouder orgel en dat vanaf 1754 in de Evangelisch Lutherse kerk in Purmerend heeft gestaan. In 1880 is het voor Hfl. 400,00 (€ 183) verkocht en vanuit Purmerend per schip naar Kolhorn vervoerd. Het orgel is in de loop der eeuwen diverse keren gerestaureerd en in 2017 gerenoveerd.
Het orgel in de Laurenskerk. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Na het orgelconcert hield leraar en kunstschilder Rutger Jan Bredewold een boeiend en leerzaam betoog over het werk van de in Kolhorn geboren landschapsschilder Dirk Breed (1920-2004). In zijn werk spelen Kolhorn en het land erom heen een grote rol. Onderwerpen zijn onder andere de natuur, de ruimte van de polders, dijken, ringvaarten, gemalen en sluizen, boerderijen, imposante wolkenluchten en verlaten vergezichten met hier en daar een mens of een dier. Opvallend is het kleurgebruik. Blauw en rood waren zijn lievelingskleuren. Hij schilderde geen schaduwen en beperkte zich tot kleurvakken.
Jan de Jong bespeelt het orgel van de Laurenskerk. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Aan het eind van de middag deed Ina Broekhuizen in haar hoedanigheid van voorzitter van de bouwhistorische commissie van het Westfries Genootschap een oproep aan de aanwezigen om gegevens van in de periode 1937-1970 door Appel uit Spanbroek gebouwde betonnen voersilo's te melden bij de commissie. De commissie wil er ook graag een foto van hebben.
Rutger Jan Bredewold vertelt over het werk van landschapsschilder Dirk Breed. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Na mijn slotwoord was het tijd om onder het genot van een hapje en een drankje nog even na te praten over een afwisselende en geslaagde najaarsstreekmiddag.
Jan Smit
Een schilderij van Dirk Breed. (Foto Netty Zander)
Van 12 tot en met 14 oktober waren er de Nationale Archeologiedagen. Archeologie betekent oorspronkelijk oudheidkunde. Het is een wetenschap die overblijfselen van oude culturen bestudeert om een beeld van de menselijke activiteiten in het verleden te krijgen. Bodemvondsten kunnen ons veel vertellen over de manier waarop onze voorouders leefden. Vooral voor het onderzoek naar de geschiedenis van perioden waarvan er geen papieren archieven zijn, is het zogenaamde bodemarchief van onschatbare waarde.
Op 7 oktober kregen we in 't Veld al een voorproefje op de Nationale Archeologiedagen. Archeoloog Gerard Alders gaf een interessante lezing waarbij de slag bij Vronen centraal stond. Vanaf de twaalfde eeuw waarin een begin gemaakt werd met de aanleg van de Westfriese Omringdijk tot het jaar 1297, toen de Westfriezen in de slag bij Vronen hun meerdere moesten erkennen in de Hollanders en Westfriesland een integraal onderdeel werd van het Graafschap Holland, is er veel gebeurd. De graven Willem II en Floris V speelden daarin een belangrijke rol. Gerard Alders liet ook zien welke archeologische sporen er van deze gebeurtenissen gevonden zijn.
Archeologie West-Friesland organiseerde op zaterdag 13 oktober in de Zuiderkerk in Enkhuizen de Vijfde Dag van de Westfriese Archeologie. Deze trok veel publiek. Op de vrijdag daaraan voorafgaand was er de Vijfde Avond van de Westfriese Archeologie. Deze stond in het teken van de opgraving in de Torenstraat en Baansteeg in Enkhuizen in de winter van 2008/2009. Uit een afvalput kwam een groot aantal voorwerpen zoals aardewerk, porselein en glas naar boven. Het bleek te gaan om zaken uit het huishouden van Zacheüs de Jager (1599-1650), een dokter die praktijk aan huis had in de Torenstraat. Zacheüs was ook lid van het gilde van dokters en chirurgijns. Hij is onder andere getrouwd geweest met Margaretha van Beresteyn. Het was geen gelukkig huwelijk, in tegendeel. Margaretha liet veel details over de echtelijke ruzies vastleggen bij de notaris. In december 1649 liep het huwelijk definitief stuk. In verband daarmee werd bij de notaris een boedelinventaris van Margaretha op papier gezet. Het gevolg van al deze schriftelijke vastleggingen is dat er hier sprake is van een unieke combinatie. Bodemvondsten (het bodemarchief) konden worden gekoppeld aan gegevens uit het papieren archief.
Het eerste exemplaar van het boek over Zacheüs en zijn vrouw Margaretha werd overhandigd aan Albertine van Vliet-Kuiper, waarnemend burgemeester van Enkhuizen. Het boek met de titel ‘Een huwelijk aan diggelen’ is geschreven door Dieuwertje Duijn en Christiaan Schrickx met medewerking van Leontine Kuijvenhoven en Michiel Bartels.
Toneelgroep Drommedaris voerde met begeleiding van muziekgezelschap De Zoete Inval een toneelstukje op, waarin de spanningen in het gezin De Jager op een boeiende wijze verbeeld werden.
Muziekgezelschap de Zoete Inval. (Foto Jan Smit)
Op zaterdag 13 oktober was ik in de Nieuwe Nes in Schagen. Ruud Marcus hield een lezing gemaakt door Yvonne van Amerongen en die gebaseerd was op haar proefschrift uit 2016 over het boerenbedrijf en het landschap in Westfriesland tijdens de Bronstijd. In haar proefschrift gaat ze niet alleen in op wat er aan archeologische vondsten uit de Bronstijd is, maar ook beschrijft ze hoe het er logischerwijze aan toe moet zijn gegaan in een boerenbedrijf in die tijd. Haar conclusie is dat het boerenbedrijf kleinschalig was en niet alleen gebaseerd op akkerbouw en veeteelt, maar dat ook jagen op groot en klein wild, vissen en het verzamelen van zaden en wilde planten een belangrijke rol speelden. Er werd gebruik gemaakt van zowel zelf geproduceerde als in het wild beschikbare grondstof- en voedselbronnen. Het landschap moet dus gevarieerd geweest zijn, met water, bossen en landbouwgronden. Dus niet, zoals vroeger vaak werd aangenomen, een ruig en nat vrijwel boomloos kwelderlandschap.
Het gebouw de Nieuwe Nes van de Archeologische Werkgroep Schagen. (Foto Jan Smit)
In de Midden-Bronstijd (circa 1800-1100 voor Christus) was het gebied relatief dichtbevolkt. Maar ook in de Late Bronstijd (circa 1100 tot 800 voor Christus) bleven er ondanks de toenemende vernatting mensen wonen in Westfriesland, zij het dat het gebied toen dun bevolkt was. De Westfriese boeren bleven gedurende de hele Bronstijd zelfvoorzienend.
Het proefschrift is gebaseerd op archeologische onderzoeken in Oostelijk Westfriesland. Dit riep bij de aanwezigen onmiddellijk de vraag op hoe de situatie in Westelijk Westfriesland was. Maar zoals mevrouw Van Amerongen zelf al schreef: de aanpak van haar proefschrift is een uitnodiging tot het doen van vergelijkbare onderzoeken voor andere gebieden en andere perioden. Er is dus nog genoeg te doen en wie weet wat er allemaal nog voor wetenswaardigheden aan het licht komen.
Jan Smi
De jaarlijkse landelijke Open Monumentendag is een initiatief van Stichting Nederland Monumentenland. Elk jaar wordt er een nieuw thema vastgesteld. Dit jaar was dat ‘In Europa’. Het thema was gekozen omdat 2018 het Europese jaar van het cultureel erfgoed is. De bedoeling was de nadruk te leggen op wat ons in dit werelddeel bindt, met aandacht voor internationale architectuurstromingen, vergelijkbare en onderscheidende bouwtechnieken, inspiratie in toegepaste kunsten en uitwisseling van kennis en wetenschap.
Enkhuizen gezien vanaf de Drommedaris. (Foto Jan Smit)
Het was een actueel thema, maar het bleek voor de plaatselijke comités nog niet zo eenvoudig te zijn om dit te vertalen naar het eigen dorp of de eigen stad. Gelukkig werd er door de landelijke organisatie ook geschreven dat er veel aandacht uit zou gaan naar de historische context waarin gebouwen zijn gebouwd en gebruikt. Alles bij elkaar voldoende redenen om de pracht en praal van onze monumenten aan het grote publiek te laten zien. Landelijk bezochten op zaterdag 8 en zondag 9 september naar schatting ruim 1.000.0000 bezoekers ruim 5.000 opengestelde monumenten.
Tijdens een bijeenkomst in Kasteel Radboud op vrijdag 7 september legde Peter Swart, de voorzitter van het Comité Open Monumentendag Medemblik, een verbinding tussen Westfriesland en Europa. Voorbeelden die hij noemde waren onder andere de handelscontacten met Europese landen en uit andere Europese landen geïmporteerde bouwmaterialen zoals de Noordse stenen voor de Westfriese Omringdijk en Scandinavisch hout voor de bouw van stolpen.
Gevelsteen van het Oude Weeshuis aan de Westerstraat. (Foto Jan Smit)
In een speciale krant van de gemeente Medemblik wees wethouder Nederpelt op het Wognumse zangkoor van Willem Saal dat 100 jaar terug treinreizen maakte naar verschillende Europese landen.
Gevelsteen met het wapen van Enkhuizen. (Foto Jan Smit)
In het gidsje voor de Open Monumentendag van de gemeente Hoorn werd nog wat dieper ingegaan op het onderwerp bouwmaterialen. Tot in de zeventiende eeuw was eikenhout de meest gebruikte houtsoort. Het is hard, goed te bewerken en duurzaam. Het werd per schip aangevoerd uit de landen rond de Oostzee, zoals Polen, Finland en Zweden. Maar ook uit Noord-Duitsland kwam goed eikenhout. Toen het eikenhout steeds moeilijker verkrijgbaar werd, omdat het opraakte, ging men over op grenen- en vurenhout, eveneens afkomstig uit Noord-Europese landen. Ook natuursteen werd uit het buitenland geïmporteerd. Zandsteen kwam veel uit Duitsland en België, leien uit Duitsland (Eifel), Engeland of Frankrijk, marmer meestal uit Italië, hardsteen uit België, graniet uit Noorwegen en Zweden en basalt (toegepast voor de bekleding van de Zuiderzeedijk) kwam uit de Duitse Eifel. Ook de grondstoffen voor metalen zoals ijzer, staal, zink en lood kwamen uit Europese landen.
Het altaar in de Oud-Katholieke kerk. (Foto Jan Smit)
Net als andere jaren vond ik het weer moeilijk om uit het rijke aanbod een keuze te maken. Dit jaar bezocht ik Enkhuizen. Het oude Zuiderzeestadje heeft veel prachtige monumenten. Ik heb ervan genoten. Allen die betrokken zijn bij de organisatie van dit mooie evenement, (eigenaren, gebruikers en vrijwilligers) verdienen een compliment voor hun inzet.
Het draaiorgel De Kleine Drom zorgt voor vrolijke klanken. (Foto Jan Smit)
Openstelling van monumenten leidt tot waardering daarvoor. Net als verantwoorde en passende herbestemming is dat onontbeerlijk voor het behouden van de monumenten voor de toekomst. Zonder monumenten zouden Europa, Nederland en Westfriesland veel saaier en minder aantrekkelijk zijn.
Jan Smit
Het Snouck van Loosen park. (Foto Jan Smit)
Op de Westfriezendag op zaterdag 1 september in Het Roode Hert in Bovenkarspel, mocht ik namens het Westfries Genootschap de Westfrieslandprijs 2018 uitreiken aan Bart Slooten, de voorzitter van Stichting Johannes Bos uit Koedijk. Bij de prijs horen een oorkonde en een geldbedrag van € 1.000.
Jan Smit en Bart Slooten met de oorkonde behorende bij de Westfrieslandprijs. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
De Westfriese Omringdijk werd in Koedijk aan het Noordhollands Kanaal tot 1930 opgesierd met een molen. Bekend is dat op deze plaats in ieder geval vanaf 1573 een molen heeft gestaan. De laatste molen op die plek, molen De Koe, kwam in 1847 in handen van de familie Bos. Vanaf 1866 werd het functioneren van het bedrijf versterkt met een maalderij op stoom. In 1930 werd molen De Koe gesloopt. Het malen werd voortgezet met een elektrische maalderij. De familie Bos richtte zich vooral op het malen en mengen van graan voor veevoer.
Maalderij de Gouden Engel in Koedijk met van links naar rechts de elektrische maalderij, de knechtswoning, de molenschuur, de molen en de koolboet. (Foto Jan Smit)
Tussen 1960 en 1980 beleefde het bedrijf zijn hoogtepunt en had een veelheid van silo's en opslagmogelijkheden, die overigens in schril contrast stonden met de omgeving van de molen. Johannes Bos was de laatste molenaar en tevens de man die besloot om het gehele complex en financiële middelen onder te brengen in een stichting met als doel om de oude situatie met meelmolen en aanverwante gebouwen weer in ere te herstellen en het landschappelijk perspectief op die plek weer nieuw elan te geven.
Gedenksteen Stichting Johannes Bos. (Foto Jan Smit)
Stichting Johannes Bos is er na jarenlange voorbereiding in geslaagd om in 2008 met de bouw van meelmolen De Gouden Engel te beginnen. In 2009 was het werk klaar en werd de molen officieel in werking gesteld. De wethouder van de gemeente Alkmaar noemde bij die gelegenheid de nieuwe molen een monument van de toekomst. Het gaat hier om een achtkantige stellingmolen met een buiten krui-inrichting.
De knechtswoning en de elektrische maalderij gezien vanaf de stelling van de molen. (Foto Jan Smit)
De molen torent op zijn gemetselde onderstuk hoog boven het landschap uit. Naast de molen is de molenschuur gebouwd, met beneden een café-restaurant en boven het onderkomen annex tentoonstellingsruimte van de Historische Vereniging Koedijk. Op het terrein is een stenen koolschuur uit 1894, de oudste nog bestaande koôlboet van Koedijk, afkomstig van een andere plek op de Kanaaldijk, herbouwd. De oude knechtswoning uit 1871 is gerestaureerd en op passende wijze ingericht als kantoor voor de stichting. De voormalige stoommaalderij is weer teruggebracht naar de situatie uit 1929 met twee koppels maalstenen. De aandrijving is nu elektrisch.
De naam is ontleend aan het Gouden Engelfeest, het op Sinterklaas lijkende feest dat in Koedijk van oudsher op 31 december werd gevierd.
Maalderij De Gouden Engel specialiseert zich in het malen van meel voor menselijke consumptie, er is een banketbakkerij en een verkooppunt voor onder andere meel en brood. Er worden rondleidingen voor groepen georganiseerd, maar ook de geïnteresseerde passant is al snel enkele uren zoet op het omvangrijke complex, dat op drie dagen in de week geopend is en bovendien regelmatig op zondag. Een uitgebreide groep vrijwilligers ondersteunt de dagelijkse activiteiten van het bestuur.
Bascule met koolmandjes in het museum van de Historische Vereniging Koedijk. (Foto Jan Smit)
Op woensdag 8 augustus heb ik alles met eigen ogen gezien. Ik trof het, want het was uitstekend weer om te malen en op dat moment werd er door een vrijwillige molenaar biologische rogge afkomstig van Texel gemalen. De vaste molenaar gaf mij een rondleiding in de elektrische maalderij.
Het Noordhollands Kanaal bij de Kanaaldijk (onderdeel van de Westfriese Omringdijk). (Foto Jan Smit)
Het is bij elkaar een prachtig geheel, een initiatief dat de Westfrieslandprijs ten volle verdient.
Jan Smit
Streekproducten zijn in. Ondernemers spelen daarop in. Reclameman Peter Commandeur uit Medemblik, portretfotograaf Duco de Vries uit Wieringerwerf en oud-Opperdoezer Onno Kokmeijer, sterrenkok bij een restaurant in Amsterdam, begonnen in 2011 met de promotie van Westfriese producten onder de naam De Westfriese Tafel. Een van de eerste activiteiten was een vaste culinaire rubriek in het blad You Medemblik.
De Westfriese Tafel in een veld met Opperdoezer Ronden. (Foto Jan Smit)
Inmiddels is er een stichting opgericht, die zich niet alleen ten doel stelt Westfriese producten en Westfriesland onder de aandacht te brengen, maar die ook aan kennisoverdracht wil doen. Een nieuwe loot aan de stam is een echte Westfriese Tafel die buiten neergezet kan worden als een soort marktkraam.
Een groot aantal Westfriese streekproducten wordt gepresenteerd. Daaronder brood met Opperdoezer Ronden van bakker Hein Raat uit Medemblik. (Foto Jan Smit)
Wethouder Harry Nederpelt van de gemeente Medemblik. (Foto Jan Smit)
De initiatiefnemers zochten naar een geschikte gelegenheid om de tafel in gebruik te nemen. Daarvoor kwam het Opperdoezer Ronden Oogstfeest op vrijdag 6 juli in aanmerking. Het feest werd georganiseerd door de Coöperatieve Pootaardappelteeltvereniging De Opperdoezer Ronde U.A. om het begin van het Opperdoezer Ronden seizoen luister bij te zetten. In werkelijkheid waren de tuinders al enkele weken druk bezig met het oogsten van deze vroege aardappel.
Wethouder Harry Nederpelt van de gemeente Medemblik mocht de Westfriese Tafel officieel in gebruik nemen.
Ik mocht de aanwezigen iets vertellen over de geschiedenis van de Opperdoezer Ronde. Het was de in Andijk geboren, maar in Opperdoes gevestigde tuinder J. Sluis die in 1865 tussen zijn zogenaamde negenwekers (een vroeg aardappelras dat al negen weken na het poten geoogst kon worden, fijne blaadjes had en langwerpige aardappels voortbracht) een stam vond met een afwijkend grof blad. De knollen van deze ene stam waren rond en diepogig. In 1867 begon Klaas Rustenburg deze nieuwe soort via selectiewerk te veredelen. De eerste oogst ventte hij uit in Opperdoes en Twisk. Deze (Veredelde) Sluizen of Opperdoezers, ook wel Opperdoezer Ronden genoemd, werden vanaf die tijd al snel het belangrijkste product van het dorp. Vrijwel alle tuinders in het dorp gingen deze aardappel telen.
De telers Jan Klaver (links) en Paul Schoutsen (rechts) bij een bakje met pas gerooide Opperdoezer Ronden. (Foto Jan Smit)
Op de rassenlijst wordt de aardappel omschreven als een geel/witvlezige, iets onregelmatig gevormde, ovaalronde diepogige knol met een vrij laag zetmeelgehalte. De EU verordening (zie verderop in dit artikel) voegt aan deze omschrijving nog toe: ‘met een specifieke smaak’.
Het is een vaste aardappel, die zeker aan het begin van het seizoen, bij het koken niet uit elkaar valt.
De traditionele manier van het rooien van de Opperdoezer Ronden. Op de foto uit 1996 staan Jan Smit (links) en zijn zwager Kees Wijdenes. (Foto Marijke Smit)
De Europese Unie probeert de diversificatie van de landbouwproductie te bevorderen. Bevordering van traditionele producten met specifieke kenmerken wordt gezien als een belangrijke troef voor het platteland. Enerzijds om het inkomen van landbouwers te verbeteren en anderzijds om te voorkomen dat de bevolking uit de plattelandsgebieden wegtrekt. Steeds meer consumenten hechten voor hun eten en drinken meer belang aan kwaliteit dan aan kwantiteit en verlangen naar landbouwproducten of levensmiddelen waarvan de geografische oorsprong vaststaat. De Europese Unie heeft in 1992 een systeem in het leven geroepen voor de bescherming van landbouwproducten, levensmiddelen en wijn. Het systeem biedt de mogelijkheid om oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele specialiteiten van landbouwproducten, levensmiddelen en wijn te beschermen.
Zo zijn er regels en aanduidingen voor ‘Gegarandeerde traditionele Kwaliteit’, ‘Beschermde Oorsprongsbenaming’ en ‘Beschermde Geografische Aanduiding’.
Vanaf 12 juni 1996 valt de Opperdoezer Ronde onder de tweede categorie en heeft wat kortweg genoemd wordt de BOB - status.
Opperdoezer Ronden oogst in 2017. Scholier Hans van Veen zoekt de aardappelen op. Daaraan voorafgaand zijn deze mechanisch gelicht met een ploeg achter de trekker. (Foto Jan Smit)
In het aanwijzingsbesluit is nauwkeurig omschreven waar de Opperdoezer Ronden mogen worden geteeld. Dit teeltgebied is ook terug te vinden in de statuten van de Coöperatieve Pootaardappelteeltvereniging De Opperdoezer Ronde U.A. Dit is het gebied waar de aardappel het best tot zijn recht komt. De EU verordening omschrijft dit als de wat hoog gelegen lichte zavelgrond rondom Opperdoes.
Opperdoezer Ronden op tafel. Nog even dopen in de gesmolten boter en smullen maar! (Foto Marijke Smit)
De productie en de afzet zijn voor een deel afhankelijk van het seizoen. In 2016 werd er ongeveer 135 hectare geteeld en was de productie ongeveer 2.600.000 kilogram.
Het aardappeltje is door de diepe ogen niet gemakkelijk klaar te maken, maar kent een grote schare trouwe liefhebbers. Om de moderne consument te bereiken zijn de Opperdoezer Ronden sinds kort ook als kant en klaar product te koop.
Jan Smit
Op zaterdag 30 juni gingen de deuren van Cultureel Centrum Pancratius in Oosterblokker open voor de genodigden voor de presentatie van het nieuwe jaarboek, de 85e editie van West-Friesland Oud & Nieuw. Het was een stralende dag en dat zorgde ervoor dat velen op de fiets kwamen.
Cultureel Centrum Pancratius. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Cultureel Centrum Pancratius is in de vijftiende eeuw gesticht is als kerk voor de plaatselijke Rooms-Katholieke parochie en na de reformatie in gebruik genomen is als Hervormde kerk. Vermoedelijk heeft er eerder ook al een kerk op deze plek gestaan.
Ontvangst met koffie, thee en krentenmik. Op de voorgrond van links naar rechts: Cees Morit, Lies Smit en Fred Smit. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
De keuze voor deze locatie was niet willekeurig. In het nieuwe jaarboek staat een artikel over Johannes Bondt, een van de vroegere predikanten van de Hervormde Gemeente.
Presentatie over koôlboete. Van links naar rechts: Cor Blom, Ina Broekhuizen, Volkert Nobel en Maatje Nobel. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
In 1990 kreeg de stichting die Cultureel Centrum Pancratius beheert, de Westfrieslandprijs als waardering voor haar inspanningen om de kerk, die een deplorabele toestand verkeerde, te restaureren. Deze stichting is lid van de met het Westfries Genootschap verbonden Vereniging van Westfriese Monumentale Kerken. Veel van de aangesloten kerken hebben na de buitengebruikstelling als kerk een nieuwe functie gekregen, bijvoorbeeld als cultureel centrum. Ik vind dat een goede zaak. In het silhouet van onze steden en dorpen zijn de kerktorens heel belangrijk. Ze zijn onze herkenningstekens als we onderweg zijn. Onze moderne Tomtoms geven ons geen thuisgevoel. Onze kerktorens wel. Als wij ons monumentale gebouwde erfgoed in stand willen houden dan is dat alleen maar mogelijk als de gebouwen gebruikt blijven worden, ook als de oorspronkelijke bestemming verloren gaat.
Cor Blom (links) en Jan Smit na de overhandiging van het eerste jaarboek. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Aan het slot van mijn welkomstwoord mocht ik met gepaste trots de nieuwste uitgave van ons ledenblad presenteren. Het Vierkant is nu in het vierkant.
Het eerste nummer verscheen in april 2001. In de loop der jaren is het uiterlijk veranderd en afgezien van een eenmalige afwijking in april 2007 bleef het formaat gelijk.
Was de eerste uitgave, afgezien van de omslag, nog helemaal in zwart wit, die van april 2018 was geheel in kleur. Om meer ruimte te creëren voor tekst en foto's is er eerst overleg geweest met onze drukker Sprint Print. Vervolgens is onze vormgever Cees Bakker aan de slag gegaan.
Het Vierkant door de jaren heen. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Na de opening vertelde Jon van Diepen aan de hand van beamerbeelden over de geschiedenis van het cultureel centrum en de ingrijpende restauratie die het vroegere kerkgebouw heeft ondergaan.
De Bouwhistorische Commissie van het Westfries Genootschap heeft een aantal koôlboete in Westfriesland geïnventariseerd. Ina Broekhuizen, de voorzitter van deze commissie, schreef voor het jaarboek een artikel over deze gebouwen. Op de ochtend van de presentatie gaf zij daar een voorproefje van en vertelde over de koôlboete aan de hand van foto's en zij interviewde Cor Blom uit Eenigenburg. Hij is koolteler geweest en hij is de eigenaar van een van de beschreven koôlboete.
Jan Smit, Ed Dekker en Karel Numan (van links naar rechts) bekijken het nieuwe Vierkant. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Nadat ik een door mij geschreven Westfries verhaal met de titel ‘De leste sneed’ over een stoppende koolteler had voorgelezen, mocht ik het eerste jaarboek overhandigen aan Cor Blom.
Ed Dekker lichtte een tipje van de sluier op over de inhoud van het nieuwe jaarboek. Tevens riep hij de aanwezigen op tot het schrijven van artikelen voor volgende edities van het jaarboek.
Jan Smit bedankt de redactiecommissie. Verder op de foto van links naar rechts: Peter Smit, Martin Menger, Ed Dekker, Peter Ruitenberg en Tom Wester. (Foto Frans Leek van Stichting Projector)
Als blijk van waardering voor hun inspanningen mocht ik de redactieleden en de uitgever een exemplaar van het nieuwe jaarboek en een doosje Westfriese bonbons overhandigen.
Na de sluiting van de bijeenkomst was er nog gelegenheid om het fraaie gebouw te bekijken.
Jan Smit
Op 2 november 2016 stond er in het Noordhollands Dagblad een interview met Dieuwertje Duijn, werkzaam bij Archeologie West-Friesland, waarin zij aandacht vroeg voor het feit dat het aantal stolpboerderijen hard afneemt. Zij luidde de noodklok. Het provinciale landschap was zeventig jaar terug maar liefst tienduizend stolpboerderijen rijk, maar ondertussen is dit aantal gehalveerd. Jaarlijks verdwijnen er ongeveer dertig stolpboerderijen door sloop of brand.
Stolp Westeinde 5 Venhuizen. (Foto Jan Smit)
Erfgoedvereniging Bond Heemschut pakte de handschoen op en organiseerde op 27 maart 2017 een overleg in het Statenlogement, het oude stadhuis van Hoorn. Bij deze bijeenkomst waren vertegenwoordigers van diverse erfgoedorganisaties en van de gemeente Hoorn aanwezig. De aanwezigen voelden de urgentie van het probleem en dit leidde ertoe dat op het eerste overleg nieuwe besprekingen volgden.
Gedeputeerde Jack van der Hoek (links) en wethouder George Besseling. (Foto Jan Smit)
Bond Heemschut, Boerderijenstichting Noord-Holland Vrienden van de Stolp en het Westfries Genootschap lanceerden samen met ondersteuning van onder andere Mooi Noord-Holland en Archeologie West-Friesland de bewustwordingscampagne Red de Stolp.
Deze campagne was erop gericht het grote publiek en de provinciale en gemeentelijke politici te wijzen op het unieke karakter van de stolp, ‘De Piramide van het Noorden’.
De campagne ging op 29 november officieel van start tijdens een bijeenkomst in de Prinsenzaal van het stadhuis van Alkmaar.
Een van de onderdelen van de campagne was de oproep aan het publiek om een petitie te tekenen die de provinciale en lokale politiek en bestuurders opriep tot het volgende:
- maatregelen te nemen om de stolpen beter te beschermen en te redden.
- budget beschikbaar te stellen om stolpeneigenaren in het behoud, restauratie en herbestemming van hun stolp te ondersteunen.
- er voor te zorgen dat de dominantie van de stolpen in het open Noord-Hollandse landschap planologisch gewaarborgd wordt.
Karel Loeff met Statenleden Tom Buijtendorp (links) en Nico Papineau Salm (rechts). (Foto Jan Smit)
De campagne kreeg veel aandacht in de bladen van de organiserende erfgoedorganisaties, op hun websites en in hun digitale nieuwsbrieven. Ook de regionale dagbladen en weekbladen plaatsten vaak berichten over de campagne. Naar aanleiding van de bijeenkomst op 29 november besteedde ook NH nieuws van de regionale televisiezender aandacht aan het onderwerp.
Andere onderdelen van de campagne waren een bijeenkomst met lokale historische verenigingen in het gemeentehuis van Middenbeemster, het aanschrijven van politici en makelaars, evenals een fotowedstrijd.
Prijswinnaars fotowedstrijd: Jan Zijp ( eerste) en Lenie van Balen (derde). (Foto Jan Smit)
Op 28 juni organiseerde de provincie de Grote Stolpendag in de stolp Westeinde 5 te Venhuizen. Dit is het voormalige gemeentehuis. Tijdens die bijeenkomst presenteerde gedeputeerde Jack van der Hoek de stolpenhandreiking ‘Vierkant achter de Stolp 2.0’. Deze is bedoeld voor gemeentelijk stolpenbeleid en ontwikkeld door het Steunpunt Monumenten & Archeologie Noord-Holland in samenwerking met de Boerderijenstichting Noord-Holland Vrienden van de Stolp. Het eerste exemplaar werd overhandigd aan wethouder George Besseling van de gemeente Drechterland. Op het grondgebied van deze gemeente staan veel stolpen.
Aan het eind van de middag kreeg Karel Loeff, directeur van Bond Heemschut het woord.
Hij overhandigde de petitie met 2.272 handtekeningen aan de Statenleden Tom Buijtendorp en Nico Papineau Salm. Zij zegden toe de petitie ter kennis te brengen aan de andere leden van Provinciale Staten en serieus te bekijken in hoeverre hieraan gehoor gegeven kan worden.
Ten slotte volgde de prijsuitreiking van de fotowedstrijd. Winnaar was Jan Zijp met een foto van een stolp bij Grote Keeten. De tweede prijs was voor Sjaak van Etten. Hij fotografeerde een stolp in de Beemster. Lenie van Balen won met haar foto van een stolp en schapen in de buurt van de Westfriese Omringdijk bij Schellinkhout de derde prijs.
De campagne is nu officieel afgerond, maar de initiatiefnemers achter de campagne hebben afgesproken om ook in de toekomst samen de vinger aan de pols te houden. De inzet voor het behoud van de stolpen moet blijven!
Jan Smit
Muziekvereniging Venhuizen sluit met een serenade de Grote Stolpendag feestelijk af. (Foto Jan Smit)