Geschiedschrijving » Geschiedenis van West-Friesland in vogelvlucht » Deel I: West-Friesland van prehistorie tot in de Middeleeuwen
Klik hier voor een grotere afbeelding.
Hier zie je een huis uit de Bronstijd. De boerderijen waren 15 tot 30 meter lang en 5 tot 6 meter
breed. Overdwars was het
huis in tweëen gedeeld: aan de ene kant woonde men, de andere helft was veestal. Rondom het huis was een brede sloot gegraven
die het erf in het natte seizoen droog moest houden en die tevens zorgde dat het loslopende vee de wanden van het huis niet
beschadigde.
De oogst lag ook binnen een sloot, kringgreppel genaamd. Hooi of graan werd direkt na de oogst zo opgeslagen,
dat de dieren er
niet bij konden komen.
Ook dat kun je op deze dia zien.
De boerderijen stonden vrij ver weg van elkaar, elk bij de eigen akkers. De akkers hadden een oppervlakte
van 40 bij 40 of 80
bij 80 meter: vierkant. Die vorm maakte het geschikt om te ploegen. Het ploegen gebeurde met een houten ploeg, die eergetouw
wordt genoemd, en door runderen werd getrokken.
Tegenwoordig is nog maar 7 procent van de bevolking in Nederland boer: toen was dat anders, iedereen
was boer en verbouwde het eigen voedsel.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.