Geschiedschrijving » Westfries Biografisch Woordenboek (WBW)
Arie, officieel Ariën, werd in 1859 in Grootebroek geboren en overleed in Westerblokker in 1940. Hij was de zoon van Ariën Hofland(t) (1822-1883) en Trijntje Roosjen (1822-1884). Na de dood van zijn ouders bleef deze vrijgezel met zijn zussen Geertje en Trijntje nog lang in het ouderlijk huis aan de Zesstedenweg wonen.
Van boerendorp naar tuindersdorp
Arie was zijn leven lang ‘bouwer’, een van de velen in Grootebroek. Na 1880 liep het dorp voorop
bij de omzetting van weidegrond in tuingrond. Door een hardnekkige crisis in de veehouderij bracht weidegrond
te weinig op. De veeboeren scheurden hun grond en deelden die in kleine akkers op. Ze verkochten deze akkers
vaak aan startende tuinders afkomstig uit de kinderrijke katholieke gezinnen. In Grootebroek werd in die
jaren de teelt van vroege aardappelen en bloemkool zeer populair. Van bedrijfjes van enkele hectaren konden
tuinders bestaan als de prijzen redelijk goed waren. Op de prijsvorming zelf hadden ze geen grip.
De producten werden meestal via Broekerhaven verscheept en door de schippers/handelaren in Amsterdam of op
nog verder weg gelegen markten verkocht. Van de opbrengst trokken deze tussenpersonen hun kosten en het
‘commissiegeld’ af. De tuinder moest maar afwachten wat er voor hem overbleef. Arie ergerde zich
aan hun grote macht, in het bijzonder aan het gebruik dat in Broekerhaven na het lossen van een schuit
anderhalve gulden drinkgeld voor de handelaar en zijn knechten moest worden betaald.
Veiling De Tuinbouw
In 1892 richtte Arie samen met andere tuinders een veilingvereniging voor tuinders van alle geloofsrichtingen
op, na 1894 bekend als veiling ‘De Tuinbouw’. Vijf jaar lang heeft Arie als secretaris en later
ook als penningmeester de veiling vorm gegeven. Tuinders werden overgehaald lid te worden en hun aardappelen
en bloemkolen op de veiling te verkopen. Tot 1896 gebeurde dit in de open lucht langs een sloot ten zuiden
van het spoorwegstation Bovenkarspel-Grootebroek. Er was veel tegenwerking van buitenaf, van handelaren,
grote tuinders en dorpsbestuurders. Zij vonden dat die kleine katholieke tuinders te veel praatjes kregen.
Ook de leden zaten Arie regelmatig dwars, deels uit afgunst, deels uit verzet tegen regels die bij een
veilingvereniging horen. In 1897 gaf Arie er de brui aan. De Tuinbouw zelf ging dankzij Arie's werk een
grote toekomst tegemoet.
Leren samenwerken
Voortaan kwam Arie alleen voor de katholieke tuinders op. Zij moesten leren samenwerken in het belang van
hun bedrijven en om een einde te maken aan de eeuwenoude achterstelling van de katholieken in de gemeente
Grootebroek. Arie werd mede-oprichter van de Boerenbond, een coöperatie die voor alle aangesloten
tuinders kunstmest (chilisalpeter), turf en bestrijdingsmiddelen goedkoop inkocht. In 1903 richtte Arie
gesteund door de katholieke geestelijkheid de Boerenleenbank Grootebroek op. Tot dan toe bewaarden de tuinders
hun geld in klinkende munt in ‘de buul’ thuis.
Met veel moeite werden ze overgehaald solidair te zijn en hun geld naar de bank te brengen. Vooral beginnende
tuinders zouden dan geld kunnen lenen bij de bank tegen een normale rente en niet langer exorbitante rentes
aan machtige lieden in het dorp moeten betalen. Arie was van 1903 tot 1921 voorzitter van de bank en daarna
nog acht jaar voorzitter van de Raad van Toezicht.
De verheffing van de katholieken
Arie maakte na 1898 decennialang deel uit van het katholieke armbestuur van de parochie St. Johannes de
Doper. Armoede kwam op grote schaal voor onder de met schulden beladen kleine tuinders en onder de laag
betaalde landarbeiders. Hun woonomstandigheden waren slecht en vernederend. Volgens Arie bood sociale
woningbouw hen hoop op een betere toekomst. In 1907 werd hij voorzitter van de Sint Jozefstichting, een
sociale woningbouwvereniging.
Drie jaar later werden aan de Sint Jozefstraat goede woningen met een lage huur gebouwd. Om de armoede op
de langere termijn te bestrijden was naar zijn mening ook beter onderwijs nodig, katholiek onderwijs wel
te verstaan. Arie spande zich in om het aantal katholieke lagere scholen uit te breiden. Op een handige
manier kocht hij de openbare lagere school in Lutjebroek en wist tegelijk voor de elf leerlingen van deze
school elders een plaats te vinden.
Voor ‘de katholieke zaak’
Als voorman van de R.K. Kiesvereniging wist Arie de katholieken die al stemrecht hadden te overtuigen voor
‘de katholieke zaak’ op te komen. Als lid van de gemeenteraad vanaf 1907 liet Arie zien wat een
katholieke tuinder in Grootebroek met nog geen zes jaar lager onderwijs op politiek gebied kon bereiken.
Als geen ander kon hij goed verwoorden wat er onder de tuinders leefde.
In krantenverslagen en in de vergaderingsnotulen van de Boerenleenbank komt Arie naar voren als een breed
belezen man die onderwerpen altijd goed beheerste en goed was in het bijbehorende cijferwerk. Vanaf 1917
was Arie nog jaren wethouder. Hij handelde bedachtzaam en voelde goed aan wat wel en wat niet een geschikt
moment was voor het nemen van moeilijke besluiten.
Hij riep niet met de grootste schreeuwers mee. Als het moest ging hij in tegen het conservatisme van zijn
eigen kiezers die zich verzetten tegen broodnodige vernieuwingen in de gemeente: schoon water voorzieningen,
elektriciteit of een betere gezondheidszorg.
Na de invoering van het algemene kiesrecht voor mannen (1917) en voor vrouwen (1919) haalde Arie's partij,
de Rooms Katholieke Staatspartij, bij de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezing zeven zetels in Grootebroek
en vijf zetels in Lutjebroek. Twee zetels bleven over voor de Nederlands Hervormden. In 1924 kwam de eerste
katholieke burgemeester. Het was de bekroning van een lange strijd voor emancipatie van de katholieken, in
het bijzonder van de katholieke tuinders in de gemeente Grootebroek.
In de vergetelheid
Na 1929 trok Arie zich terug uit alle maatschappelijke functies. Vrijwel onopgemerkt werd hij in 1940 ten
grave gedragen. Bescheiden als hij was, zou hij hier vrede mee hebben gehad. Hij was ‘eenzaam maar
niet alleen’ getuige de grote verzameling ansichtkaarten met fijne woorden van mensen, o.a. Mill Hill
priesterstudenten, uit verschillende delen van de wereld.
In 1950 werd Arie alsnog voor zijn vele werk ‘bedankt’. Op verzoek van de bewoners van de huizen
in de Jozefstraat doopte de gemeenteraad de straat om tot Hoflandstraat.
Bronnen:
G. Sijm, Arie Hofland. Naamgever van de Hoflandstraat te Grootebroek. In: jaarboek Oud Stede Broec
2014.
Informatie uit het Familieboek Ligthart, met dank aan Frans Ligthart.
P. Noordeloos, De Veilingvereniging De Tuinbouw. Gedenkboek uitgegeven door de Vereniging ter gelegenheid
van haar 60-jarig bestaan. 1892 - 26 februari - 1952.
M. Hoogland en N. Groot, Tuinbouw en zaadteelt. Westfriese Historische Reeks, de agrarische geschiedenis
van Oostelijk West-Friesland 1880-1930, Zwolle 2011.
Al deze Stenen voor Sparen en Lenen. Samensteller Hans Moolenbel, Hoorn 1998.
Gegevens samengesteld en aangeleverd door: Peter Wester te Beuningen, Ov. (2016).
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.