I-16. Aardewerk uit de Bronstijd

Klik hier voor een grotere afbeelding.

Wat at men in de Bronstijd? De resten aardewerk die gevonden zijn leren ons iets over het eten en drinken in die tijd. Uit vondsten van fossiele zaden, pitten en stuifmeelkorrels weten we dat gerst en tarwe veel gegeten werden. Verder at men het vlees van runderen, varkens, schapen en geiten. De jacht vulde de maaltijd nu en dan aan met een wild zwijn, een hert of bijvoorbeeld eenden. Ook bonen en erwten werden verbouwd. Daarnaast verzamelde men wilde vruchten: bessen, peren, appels, hazelnoten. Ook honing werd vanaf de vroegste prehistorische tijden verzameld. Zout tenslotte werd uit zeewater bereid.
Het klaarmaken van het eten, groenten en vlees schoonmaken en snijden, kostte ook veel meer moeite dan tegenwoordig. Het hele huishoudelijke werk was veel zwaarder. Ze hadden nog geen huishoudelijke apparaten. Tijdens opgravingen zijn kookpotten gevonden, en lepels, drinknappen en voorraadpotten.

Een enkele maal wordt een gave pot aangetroffen, meestal zijn het scherven. Van allerlei andere huishoudelijke bezigheden ontbreken de sporen, omdat de materialen waarmee gewerkt werd van vergankelijk materiaal gemaakt waren. Bijvoorbeeld manden, houten lepels, tonnen etcetera; daarvan vindt men niets terug.
Zo zie je dat je ook na veel opgravingen en vondsten nog maar een tipje van de sluier kunt oplichten: een compleet beeld van het leven in de Bronstijd kunnen we nog lang niet reconstrueren.