Westfries Genootschap
Westfries Genootschap Bibliotheek Bouwhistorie Creatief Westfries Geschiedschrijving Kap en Dek Landelijk Schoon Monumentale Kerken

Projector Reiscommissie Textieloverleg Vrienden Westfries Museum Westfriese Families Westfriese Molens

Facebook

Westfriese boeken te koop

    Zoeken:

Westfries Genootschap » Publicaties » Vierkant » 2020 » Nummer 3 » Pagina 20-22

Westfries Biografisch Woordenboek (WBW)

In het Westfries Biografisch Woordenboek staan biografieën van personen die voor Westfriesland, lokaal of regionaal, veel betekend hebben. Heeft u in uw dorp of stad een persoon waarvan u meent dat deze in aanmerking komt voor het WBW, meldt u die dan, liefst per mail, aan bij het secretariaat van het Westfries Genootschap.
Alleen personen die zijn overleden komen in aanmerking. Raadpleeg de website www.westfriesgenootschap.nl, klik op Commissie Geschiedschrijving en vervolgens op Westfries Biografisch Woordenboek.

Trijntje Rens (1878-1954)

Ik laat rijkdom en fortuin maar aan een ander over. Over de mislukte emigratie van Trijntje Rens en haar gezin naar Latijns-Amerika.

Trijntje Rens (1878-1954). De lotgevallen van Trijntje Rens, haar man Jan Ploeger en hun kinderen zijn representatief voor een groot deel van de 2073 Nederlanders die in 1908 en 1909 in Brazilië werk en een goed bestaan zochten.

Trijntje Rens werd geboren op 7 juli 1878. Ze was de dochter van Hendrik Rens (1841-1916) en Jannetje Marees (1843-1928) en woonde met acht broers en zussen op de molen Noorder G aan de Grote Sloot in Sint Maartensbrug waar hun vader molenaar was. Trijntje was een, voor die tijd, goed opgeleide molenaarsdochter. Ze was heel creatief en wilde graag onderwijzeres worden. Maar dat liep anders. In haar memoires heeft zij haar hele levensverhaal opgeschreven en dat is altijd in de familie bewaard gebleven.
Trijntje ontmoette Jan Ploeger (1875-1959). De familie was niet echt gecharmeerd van hem en beschreef Jan als ‘liever lui dan moe’. Toch trouwde Trijntje op 20 mei 1899 met Jan en samen begonnen ze een tuinderij annex groentewinkel in Alkmaar. Het werd voor hen een zware tijd. In de groeiende stad Alkmaar nam de concurrentie in de groentehandel toe. Ze maakten schulden.

Het faillissement van de winkel aan de Nieuwpoortslaan werd uiteindelijk hun ondergang. Zij hadden geen inkomsten en geen werk en werden daardoor geminacht en met de nek aangekeken. Trijntje wilde toen maar één ding en dat was weg! Zij wilde een goede toekomst voor hun kinderen Trien, Hendrik en Jannetje.

Folder met ‘gouden bergen’
In 1908 werd veel propaganda gemaakt voor het emigreren naar Brazilië. Dit land was sinds 1822 een onafhankelijke natie en had op dat moment veel mensen nodig voor het ontginnen van grond, aanleggen van spoorlijnen en opzetten van landbouwkolonies. Er werden in Nederland prachtige folders verspreid door particulier bemiddelingsbureau Steinemann & Co in Antwerpen waarin ‘gouden bergen’ werden beloofd.
Voor alle emigranten: een gratis overtocht met de Koninklijke Hollandsche Lloyd, een omgeploegd stuk grond met een weldoortimmerd huis, gratis zaaizaad en werktuigen. Je kon gelijk aan het werk en kreeg het eerste half jaar extra inkomen. De aangeboden combinatie van een vrije passage, het vooruitzicht op land tegen aantrekkelijke afbetalingsvoorwaarden en de beschikbaarheid van een directe bootverbinding, had direct succes. Trijntje en Jan zagen hierin de oplossing voor alle problemen en meldden hun gezin aan.

Negeren waarschuwingen
De Nederlandse overheid zag het toen nog niet als haar taak potentiële emigranten voor te lichten. Desondanks hadden Trijntje en Jan beter kunnen weten. In die tijd werd nog gesproken over de rampzalige emigratie naar Brazilië tussen 1858 en 1862. Toen trokken 774 landverhuizers van de Zeeuwse eilanden en van westelijk Zeeuws-Vlaanderen daarheen. Het aan hen toegewezen land was nog oerwoud en de door de firma Steinemann voorgespiegelde comfortabele woningen waren niet meer dan hutjes met palmbladeren als dak. De kolonisten werden bovendien geteisterd door malaria en andere tropische ziekten. Van de 176 personen die gezond in Pau d'Alto waren gearriveerd – onder wie zestig Zeeuwen – was in november 1858 al meer dan de helft gestorven. Trijntje gaf in haar levensverhaal toe dat ze al in Nederland door enkele mensen gewaarschuwd werd, maar het toen niet wilde horen.

Een rampzalige emigratie
In 1909 vertrokken 1036 Nederlandse emigranten naar Brazilië. Op 1 september 1909 reisden Trijntje en Jan met hun drie kinderen af op de s.s. Hollandia van de Koninklijke Hollandsche Lloyd.

Onderweg hield Trijntje een reisverslag bij. Bij hun aankomst in Rio de Janeiro op 28 oktober 1909 waren ze nog niet op hun eindbestemming. Er volgde een treinreis het binnenland in en daarna nog een tocht van twee dagen en nachten met paard en wagen door het oerwoud, voordat ze hun eindbestemming Guarany hadden bereikt. Eenmaal aangekomen stonden ze op een open gehakte plek midden in het oerwoud met ‘een simpele winkel en een administratiekantoor’ en hier en daar wat primitieve hutjes, maar landbouwgrond was er niet te vinden.

Het stuk grond dat Trijntje en haar man toegewezen kregen, moest dus nog ontgonnen worden. Om toch aan inkomsten te komen, ging Jan verderop werken als wegarbeider. Trijntje moest zorgen voor haar gezin. De omstandigheden waren erbarmelijk, ze woonden diep in het oerwoud, hadden geen water (hier moesten ze vijftien minuten voor lopen), het voedsel wat ze hadden was eenzijdig en slecht.

Er heersten diepe armoede en ziektes zoals moeraskoorts. Op 28 januari 1910 verloor Trijntje haar dochter Jannetje aan deze ziekte. De gezondheid van het hele gezin nam af. Trijntje en Jan gingen beseffen dat er voor hen geen toekomst was in Guarany. Tijdens de heenreis naar Brazilië hadden ze iemand op de boot leren kennen die Jan aan werk kon helpen in Argentinië. Ze namen contact met hem op en besloten toen alles wat ze hadden te verkopen. Op 23 oktober 1910 gingen ze met heel weinig geld op reis. Net over de grens belandden ze in het plaatsje Concordia.

Verloren in Argentinië
Eenmaal daar aangekomen werden ze goed opgevangen door andere Nederlanders. Jan vond snel werk bij de spoorweg. Er volgden goede maanden totdat Jan zijn baan verloor. In 1911 trok hij met een bekende verder naar het zuiden voor het binnenhalen van oogsten. Hij keerde berooid terug, het door hem verdiende loon viel in handen van corrupte politieagenten.
De lange afwezigheid van Jan kon de zwangere Trijntje niet aan. Ze werd ziek en belandde in het ziekenhuis. Trijntje voelde zich daar eenzaam, ze sprak geen Spaans. Haar zoontje Juan werd 15 april 1911 geboren, maar stierf na vier maanden. Hierdoor raakte Trijntje in een diepe depressie. Zij schreef brieven naar familie en gaf aan dat zij bang was voor haar overige kinderen als er wat met haar zou gebeuren.
Naast het gezin van Trijntje en Jan waren er nog tientallen Nederlandse emigranten die in grote problemen zaten. Hun leefomstandigheden waren slecht en de primitieve landbouw was rampzalig. De vele sterfgevallen, vooral veel vrouwen, vergrootten het drama. De hulp van de Nederlandse consul werd ingeroepen. Hij stuurde de brieven door naar de minister van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Bijna onmiddellijk verschenen er advertenties in de Staatscourant om emigratie naar Brazilië af te raden.

Trijntje en Jan op oudere leeftijd.Trijntje en Jan op oudere leeftijd.

In 1910 kwam een regeling tot stand om vijfhonderd Nederlandse emigranten deels op staatskosten terug te halen. Ondertussen had de vader van Trijntje zelf 200 gulden verzameld om zijn dochter en haar gezin terug te halen, maar hij kwam 124 gulden te kort. Hij schreef toen een smeekbede aan koningin Wilhelmina en deed een beroep op de repatriëringsregeling. Uiteindelijk kwam er een akkoord. Op 15 juni 1912 kwamen Trijntje en Jan met hun twee kinderen in Nederland terug. Op 5 augustus 1912 heeft Trijntje persoonlijk een brief naar de koningin verstuurd met daarin haar oprechte en welgemeende dank.
De mensen die teleurgesteld en berooid terugkwamen, wilden niet meer praten over de mislukte emigratie, ook Trijntje niet. Maar ze begon wel haar ervaringen tot in detail op te schrijven in een schriftje.

Een armoedig bestaan
Het gezin Ploeger keerde terug naar Alkmaar, daar werd de jongste zoon Jan geboren. Vader Jan Ploeger verwierf daar nooit een vaste baan, Hij bleef los werkman zonder een vast inkomen, hij was onder andere beerputtenleger en grafdelver. Trijntje, de drijvende kracht in het gezin, verrichtte her en der betaald naaiwerk, onder andere het omkeren van kleding.

Trijntje was blij in Nederland terug te zijn. Haar nakomelingen leerde zij een lied over de mislukte reis met de zinsnede ‘Ik laat rijkdom en fortuin maar aan een ander over’.
Trijntje Rens stierf op 26 januari 1954 te Alkmaar.
Haar achterkleindochter Trinida de Kraker-Freudenau schonk in 2013 het schriftje en de persoonlijke spullen van Trijntje aan het Zijper Museum. Deze collectie werd begin 2019 op een mooie manier in het museum tentoongesteld.
Fragmenten uit het schriftje zijn opgenomen in de onderstaande artikelen over Trijntje.

Bronnen:
Volkers, Theo, Trijntje Rens een sterke vrouw uit de Zijpe. ‘Zijper Historie Bladen’: Herinneringen aan een mislukte emigratie, deel een en deel twee.
Expositie over Trijntje Rens in Zijper Museum.
Schenkeveld, Wilhelmien, Rens, Trijntje (1878-1954). In: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.
Smits, Mari, Geen paradijs, de Nederlandse emigratie naar Zuid-Amerika, 1858-1940. In: Historiek 19 december 2017.

Gegevens aangeleverd en bewerkt door Marga Besseling-Wester te Hem (2019).

 


Hé, is dat Westfries?

400. Die twee oudjes kunnen leuk koetelen (met elkaar hun huishoudelijke bezigheden, enz. doen). We laten ze maar wat koetelen (begaan, hun gang gaan, zonder ons ermee te bemoeien).

Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.


© 1924-2023 Westfries Genootschap - Contact - Sitemap - Privacyverklaring

West-Friesland, een streek met karakter binnen de Omringdijk.