Drs. Harold D.E. Bos, kunsthistoricus, bespreekt een voorwerp uit de pronkkamer.
De linnenkast. Zowel de linnenuitzet als de linnenkast was een uitingsvorm van welvaart. Niet alleen
op het platteland maar ook in de stad. Bij welgestelden stond de linnenkast in de aparte pronkkamer,
of in de ‘vorest’ van de boerderij. Het was het grootste en belangrijkste meubel. Het linnen- en
lijfgoed werd in vroegere eeuwen, behalve in kisten en ingebouwde wandkasten, veelal in losstaande
linnenkasten bewaard. Linnengoed was in de 17e en 18e eeuw van kostbaar vlaslinnen; handgeweven,
-genaaid en gemerkt met initialen. De banen van de grote lakens werden aaneengezet met een ‘entre
deux’ van fraai geklost ‘Hollandse rozenkant’. Ook kussenslopen werden met stroken kloskant versierd.
In de 19e eeuw werd steeds meer katoen gebruikt. Meisjes waren al op jonge leeftijd bezig met het
naaien en samenstellen van hun uitzet. Deze uitzet bracht de bruid mee in het huwelijk.
Linnenkasten waren vaak een huwelijksgeschenk van de ouders van de bruid, of een erfstuk. De man (of
zijn ouders) zorgde op zijn beurt voor het onderkomen, een boerderij of woonhuis. In de 17e eeuw was
de linnenkast een tweedeurskast van eikenhout met panelen van ‘wagenschot’ soms versierd met zwart
ebbenhouten details. Ebbenhout werd evenals Palissanderhout meestal als fineer toegepast. Lijsten, deuren
en de kap van de kast waren voorzien van beeldhouw- en snijwerk zoals bij de zogenaamde ‘Keeftkast’
en ‘Poortkast’. Andere typen linnenkasten zijn de ‘kussenkast’ met panelen als opgelegde kussens en de
‘Rankenkast’, een gladde strakke kast met op de verticale stijlen fraai uitgestoken festoenen van vruchten
en/of bloemen. In de 18e eeuw kwam het kabinet in de mode. Eerst nog op vier of zes hoge poten,
geleidelijk aan werd de ruimte tussen de poten opgevuld met laden, die nog glad of vertikaal ‘orgelgebogen’
zijn. Rond het midden van de eeuw ontstond de gebombeerde onderkast met horizontaal enkel- of dubbel
gebogen laden. Gedurende de tweede helft van de 18e eeuwen de 19e eeuw werden de linnenkasten met
noten- en wortelnoten, of mahonie- en gevlamd bloemmahonie fineer afgewerkt. In de gangbare modestijl
van; Lodewijk de XVIe, Empire, Biedermeier of Neo-Rococo/Willem III. Aan het eind van de 19e eeuw zijn
er linnenkasten van eikenhout in Neo-Renaissancestijl gemaakt.
Op de kap van de linnenkast stond altijd wel een kasstel, bestaande uit drie, vijf, of zeven delen van
Delfts aardewerk, Chinees of Japans porselein. Ook kastkommen komen voor. In de 19e eeuw zijn vazen
van Opalineglas in de mode. Behalve linnengoed werden de bijbel, lijfsieraden en persoonlijke luxe
objecten in het kabinet bewaard. In geopende toestand was de inhoud van de kast dan ook een pracht om
te zien, niet in de laatste plaats door het fraai opgemaakte linnengoed. De linnenkast was dan ook een
ware ‘pronkkast’ om trots op te zijn.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.