Boter, kaas en … varkens

Neem plaats aan een tafeltje voor het raam – of bij mooi weer op het terras – van café-restaurant De Waag in Hoorn. Kijk uit over het plein en voel de eeuwenoude sfeer, die deze plek beheerst: de Roode Steen, vanouds het middelpunt van de stad voor wat betreft handel, bestuur en rechtspraak. Met het standbeeld van Jan Pietersz Coen, het Westfries Museum en natuurlijk De Waag zelf. Want je zit daar met je drankje op historische grond.


De kaasmarkt voor de Waag omstreeks 1910. (WFA)

De toename van de handel in de Middeleeuwen maakte toezicht van overheidswege noodzakelijk. Eén van de manieren om eerlijke handel te garanderen, was het gebruik van een waag met stedelijke controle, zoals geijkte balansen. Ook in Hoorn was dat het geval. Een stadskeur van 1429 spreekt al van ‘der stede waeghehuys’. De vroegste vermelding van een waag is die van Utrecht uit 1318.
In handelssteden zoals Hoorn werd, meestal door middel van strenge stedelijke keuren (verordeningen), door de graaf, of later door het stadsbestuur, scherp toezicht gehouden op alle in de stad verhandelde producten. Bovendien was het voor de stedelijke overheid een lucratieve inkomstenbron: er moest door de kooplieden flink voor worden betaald.


In 1727 tekende Cornelis Pronk het ‘Stadthuys Waagh en Markt, de Roo Steen Genaemt tot Hoorn’. Het stadhuis werd kort voor 1800 gesloopt. (WFM)

Accijns

De waag in Hoorn vervulde een belangrijke rol voor de handel in agrarische producten, die vanuit het West-Friese platteland werden aangevoerd. Naast het juiste gewicht was er nog een belang in het geding: het wegen gebeurde tegen betaling van een accijns (belasting), die in beginsel ten goede kwam aan het hoogste gezag, de graaf van Holland.
Hij kon het waagrecht echter verpachten, bijvoorbeeld aan een particulier of aan de schutterij. In 1505 pachtte het stadsbestuur zelf het waagrecht en verkreeg daarmee een aanzienlijke inkomstenbron. In 1608 besloot het stadsbestuur de huidige waag te bouwen. Blijkens de burgemeestersrekeningen leverde de befaamde Amsterdamse stadsbouwmeester Hendrick de Keyser de ‘patronen’ (het ontwerp). In het waaggebouw hingen oorspronkelijk zeven wagen (weegschalen aan een balans of evenaar), één voor elk van de zeven toegangen. De weegschalen konden tot onder de luifel naar buiten worden geschoven. Aan de zijde van de Roode Steen bevindt zich nog het klokje, dat bij aanvang en einde van de markt door de waagmeester werd geluid.

Multifunctioneel

Het waaggebouw is altijd multifunctioneel gebruikt: het onderste gedeelte was uiteraard voor het wegen van kaas, boter, varkens, et cetera. De bovenverdieping is onder meer rond 1618 in gebruik geweest bij de schutterij. In 1720 vond hier de inschrijving plaats van de Compagnie van Commercie en Navigatie. In 1754 was er de nachtwacht gevestigd en in 1777 vond er de trekking van de stadsloterij plaats.
In de 19de eeuw kreeg de Stadstekenschool onderdak op de bovenverdieping, een situatie die zich in de Tweede Wereldoorlog herhaalde: leerlingen van de door de Duitsers geconfisqueerde Rijks-HBS volgden er toen tekenles.
In de jaren 1912-1914 onderging het gebouw een ingrijpende restauratie onder leiding van de architect J.Th.J. Cuypers. Sinds 1953 is op de bovenverdieping een restaurant gevestigd, dat vanaf 1988 ook de begane grond erbij kreeg. Daar zijn nog drie van de zeven weegschalen te zien.
In West-Friesland treffen we ook in Enkhuizen (1559) en Medemblik (1630) nog oude waaggebouwen aan. Het waaggebouw in Alkmaar heeft een geschiedenis die teruggaat tot in de 14de eeuw.