Een kwestie van geld en macht
Aan de Westerstraat 125 in Enkhuizen pronkt de fraaie gevel, die ooit deel uitmaakte van het gebouwencomplex, waarin de West-Friese munt werd geslagen. Die voorgevel is voorzien van een bakstenen band (een fries) met twee leeuwenmaskers aan de uiteinden en in het midden de aanduiding Anno 1611. Tussen de vensters op de eerste verdieping zijn in cartouches het wapen van West-Friesland en de stedenmaagd met stadswapen van Enkhuizen afgebeeld.
Gezicht op het muntgebouw in de Westerstraat omstreeks 1925. (Archief Oud Enkhuizen)
In 1611 besloot de vroedschap van Enkhuizen een speciaal Muntgebouw op te richten voor de Munt van West-Friesland. Al in 1603 was deze voor korte tijd in de stad gevestigd, maar volgens afspraak zou de Munt steeds voor een vaste periode beurtelings in Enkhuizen, Hoorn en Medemblik worden ondergebracht. Met een eigen gebouw hoopte men in Enkhuizen de Munt permanent in de stad te kunnen houden.
Koffiehuis
Na de definitieve opheffing van de regionale en stedelijke muntslag in 1807 door Lodewijk Napoleon, die een centrale munt in Utrecht vestigde, was er tot 1909 een school gevestigd in het pand. Vanaf dat jaar nam de Nederlandse Vereniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken het in gebruik als koffiehuis.
Na 1983 heeft het monument verschillende andere bestemmingen gekend, zoals een galerie en een tandartsenpraktijk. Sinds enkele jaren bevindt zich op de benedenverdieping een zaak in dameskleding. De bovenverdiepingen zijn in gebruik als woonhuis. Behalve de prachtige oude balken herinnert daar niet veel meer aan het verleden, aldus de bewoners.
Een 18de-eeuws munthuis met een moderne schroefpers uit de L'Encyclopédie (1750-1765) van Dennis Diderot. De Westfriese Munt zou pas in 1682 in Medemblik een schroefpers in gebruik nemen, ongeveer vijftien jaar na Amsterdam en Dordrecht, de twee andere munthuizen in de provincie Holland. In de Franse tijd werden alle provinciale munthuizen opgeheven na de oprichting van de Koninklijke Nederlandse Munt (1807) in Utrecht. (pc)
In de naastgelegen gebouwen van het Muntcomplex werd door diezelfde drankbestrijders in 1910 een concertzaal voor concerten, revues en gymnastiekuitvoeringen gebouwd. Deze kreeg de naam De Westfriesche Munt. De zaal heeft ook nog lang dienst gedaan als bioscoop, tot 1974. Daarna werd Westerstraat 123 omgebouwd tot een vestiging van het warenhuis Hema.
Eigen munt
Na het ‘Van Alkmaar de Victorie’ en de succesvolle Slag op de Zuiderzee in 1573 verdwenen de Spanjaarden uit Noord-Holland boven het IJ. Hierdoor raakte het gewest Holland in tweeën gedeeld, want Haarlem en Amsterdam waren aan Spaanse zijde gebleven.
Enkele Westfriese mnten uitgehakt door Jeipo Paardekooper op de stam van een dode iep op de hoek van de Breestraat en Muntstraat in Medemblik ter nagedachtenis aan het munthuis dat hier ooit stond. (Foto TM)
Omdat men in ‘het Noorden’ toch over gemunt geld moest beschikken, was een regeling nodig voor de muntslag. Hierin bestond geen eenheid, verschillende steden sloegen onafhankelijk eigen munten die in uiterlijk en waarde verschilden. Daarop besloten de Staten-Generaal in 1586 tot een ‘unificatie’, een centrale en eenduidige regeling van het muntwezen. De West-Friese steden probeerden tevergeefs van de Staten-Generaal toestemming te krijgen om een eigen munthuis te mogen oprichten.
De unificatie mislukte echter. Daardoor kon er toch een eigen Munt komen in het Noorderkwartier. Dit gebied had een eigen bestuur: de Gecommitteerde Raden in West-Friesland en het Noorderkwartier. Het was samengesteld uit de vroedschappen van de zeven stemhebbende steden: Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Edam, Medemblik, Monnickendam en Purmerend.
Alkmaar
De afgevaardigden van Alkmaar, als oudste stad de hoofdstad van het Noorderkwartier, vonden het vanzelfsprekend dat de nieuwe munt daar zou komen. Het college van Gecommitteerde Raden zetelde echter in Hoorn en de West-Friese afgevaardigden wilden de munt in hun gebied gevestigd zien.
Als compromis besloot men in augustus 1586 dat de munt voor drie jaar naar Hoorn zou gaan en daarna beurtelings steeds voor drie jaar naar Alkmaar en Enkhuizen. Maar al in 1587 maakten de afgevaardigden van Hoorn, Enkhuizen en Medemblik een heimelijke afspraak tot samenwerking ‘ten eeuwigen dagen’.
Via een geraffineerd politiek gevecht slaagden de drie steden er vervolgens in Alkmaar buiten spel te zetten. In juli 1591 verwierven de drie West-Friese steden een meerderheid in het college van Gecommitteerde Raden. Alkmaar verkeerde toen niet meer in de positie om het munthuis in de eigen stad te krijgen.
Gevel van het Muntgebouw met tussen de ramen de wapens van West-Friesland en Enkhuizen. (Foto TM)