Het oude bestuurshuis van De Vier Noorder Koggen op de Timmerwerven te Medemblik.Het oude bestuurshuis van De Vier Noorder Koggen op de Timmerwerven te Medemblik, in 1807 geschilderd door J. Braat. De achterzijde van het Koggenhuis grensde aan het water van de Westerhaven. Via de poort bereikte men de schuur waar de dijkmaterialen lagen opgeslagen. (WFM)

Van de molenaars werd daarom verwacht dat ze handig met hamer en zaag konden omgaan en zelf het onderhoud regelden. Hun tractement was echter povertjes. Eeuwenlang hebben ze het jaarlijks moeten doen met tachtig gulden. Van dit bedrag moest ook nog een knecht worden betaald. Sociale voorzieningen waren er niet. Toen in 1837 molenaar H. de Groot uit de Heerhugowaard te oud was om zijn werk nog langer te doen, werd hij door het polderbestuur ontslagen. Hij kreeg een aanbevelingsbrief mee voor de gemeente om uit de overheidskas te worden onderhouden.

Examen voor de betrekking van Opzigter

Adriaan Kater Jz, geboren 2 augustus 1853 te Purmerend, solliciteerde in 1877 met nog vele anderen naar de functie van opzichter bij de Vier Noorderkoggen. Maar eerst moest hij een vergelijkend examen afleggen. Het examen duurde twee dagen en vond plaats te Medemblik op 24 en 25 juli 1877. Het mondeling examen bevatte vragen over landmeten en waterpassen, enige onderdelen der burgerlijke bouwkunde, en vragen over aanleg en onderhoud van wegen, bouw van bruggen, duikers, zeeweringen, molens en het Stoomwerktuig. Verder was er een schriftelijk gedeelte met in totaal achttien vragen. Een van de vragen luidde: ‘Bij een leverantie van 7000 scheepston stortsteen aan een zeedijk is bepaald dat de hoeveelheid volgens scheepsmeting zal worden berekend naar een soortelijk gewigt van zeewater van 1,03. Wanneer echter een kubieke meter zeewater aldaar slechts 1010 kilogram weegt, hoeveel scheepston steen zal er dan te weinig worden geleverd?’ Het antwoord van Kater, dat als uitstekend werd beoordeeld, luidde: ‘De te leveren hoeveelheid steen staat in omgekeerde verhouding tot de zwaarte van het water. Men heeft dus 1030 : 7000 = 1010 : x. 103x = 707000. x = ruim 6864. Er moet worden geleverd 7000 ton. Er is slechts geleverd 6864 ton. Te weinig geleverd 136 ton’.

Een ‘hearing’ in 1544

In de aanpak van grote problemen rond de Grote- of Heerhugowaard kondigde zich eveneens een nieuwe tijd aan. De Grote Waard was een enorme plas water van 3337 hectare, die in noordelijke richting in open verbinding stond met de Schagerwaard en veertien andere plassen ten zuiden van Schagen. In het oosten vloeide De Waard samen met de Berkmeer. In 1544 dreigde deze watermassa rechtstreeks in contact te komen met Schermer en Beemster en mogelijk zelfs met de Zuiderzee. In opdracht van keizer Karel V en zijn landvoogdes in Brussel is toen in dat jaar een onderzoek ingesteld naar de situatie. Ver over de honderd belanghebbenden kwamen in Alkmaar in een ‘hearing’ getuigen voor de keizerlijke ambtenaren Adriaan Stalpaert van der Wiele en Andries van Bronckhorst. Uit meer dan tachtig plaatsen over heel Noord-Holland – de helft uit de omgeving van de Grote Waard – waren ze gekomen: schouten, schepenen en burgemeesters. Een van de ondervraagden was Pieter Claesz uit Oudkarspel.

Het polderbestuur van de banne Zuid-Scharwoude rond 1915 op de Langebalkbrug.Het polderbestuur van de banne Zuid-Scharwoude rond 1915 op de Langebalkbrug, die de verbinding vormde met de Heerhugowaard. Het besturen van een polder was een belangrijke en eervolle taak, vaak voorbehouden aan leden van dezelfde families. (SLV)