Lakens met bijbelse taferelen
In Alkmaar vestigden zich ook damast- en zijdewevers zoals Passchier Lammertijn, die uit Kortrijk was gevlucht. Hij kwam in 1607 in de stad en maakte onder andere tafellakens met afbeeldingen van historische en bijbelse taferelen. Zijn producten werden door de Staten-Generaal aan buitenlandse vorsten geschonken. Vanaf het einde van de zeventiende eeuw verdween de grootschalige lakenfabricage uit Alkmaar. De ambachtslieden gingen vooral de lokale markt bedienen.
De welvaart nam toe waardoor het inwonertal van de Westfriese steden na 1500 sterk groeide. Het bereikte omstreeks 1625 een hoogtepunt. Medemblik telde 4000 inwoners, Schagen 2638, Hoorn 14.192 en Enkhuizen 22.000. In Alkmaar woonden 12.417 mensen. De bevolkingsgroei in West-Friesland betekende een omvangrijke markt voor allerlei consumptiegoederen. Eén daarvan was bier.
Na 1550 nam het aantal bierbrouwerijen in de Westfriese steden weer toe. Kwaliteitsbier bleef echter van buiten West-Friesland komen. Hoorn was een belangrijke doorvoerhaven voor bier uit Hamburg naar Amsterdam.
Goedkoop bier van Star
Enkhuizen telde in 1630 vijftien brouwerijen die vooral goedkoop bier brouwden, zoals de gebroeders Star. Alle brouwerijen in Enkhuizen brouwden samen de helft van de zes miljoen liter die in 1623 in de stad gedronken werd.
West-Friesland bleef echter ongunstig voor brouwerijen omdat water aangevoerd moest worden met speciale waterschepen. Enkhuizen had in 1812 geen brouwerij meer, mede door de sterke daling van het inwonertal en de economische malaise. In Hoorn kocht gemeenteraadslid Philippus Boon in 1785 de brouwerij Het Wapen van West-Friesland op, maar hij ging eraan failliet. Deze laatste brouwerij van Hoorn werd afgebroken in 1881. Een uitzondering leek de Duitser Caspar Witte die in 1797 in Alkmaar een brouwerij kocht. Witte maakte fortuin, maar vooral door de handel in peper, karwijzaad en tabak. Zijn zoon begon in 1846 de brouwerij Den Burg die tot 1926 draaide. Dit bedrijf brouwde bier voor de feesten van de kaasdragers in het waaggebouw.
‘Gortzakken’
Bakkers maalden in de Middeleeuwen hun graan met de hand. Na 1600 werden in vele Westfriese dorpen graanmolens gebouwd. In 1603 stonden er korenmolens in Veenhuizen, Spanbroek, Spierdijk en Aartswoud.
Gort en grutten waren een belangrijk volksvoedsel. De gorterijen en grutterijen van Alkmaar waren grote bedrijven met veel arbeiders in dienst. Het hoogtepunt van deze Alkmaarse bedrijfstak was omstreeks 1625 toen de stad meer dan zeventig van deze bedrijven telde. De producten genoten landelijke bekendheid en Alkmaarders werden in de volksmond dan ook gortzakken genoemd. Door concurrentie van de Zaanstreek nam deze bedrijfstak later sterk af.