De langhuisstolp, de Westfriese stolp en de Noordhollandse stolp: drie boerderijtypen die ontstonden in perioden van relatieve welvaart onder de boeren, door de blijvende vraag naar zuivelproducten. Stolpboerderijen werden gebouwd tot het begin van de Tweede Wereldoorlog. Vele van de oudste boerderijen zijn verdwenen door brand, afbraak of zijn herbouwd voor een moderner type. Als bedrijfsgebouw zijn stolpboerderijen volkomen uit de tijd geraakt. Rond 1960 werden zij vervangen door de eerste ligboxenstallen, met meer mogelijkheden voor de boer.
Boerderij Vreeburg aan de Loet te Schagen is een zogeheten kop-rompboerderij. De kop van de boerderij wordt gevormd door hetwoonhuis meteen klokgevel. De romp is de eigenlijke boerderij. Tegenwoordig is hier Museum Vreeburg gevestigd, waar vooral het agrarische verleden van Schagen en omstreken wordt tentoongesteld. (ZZM)
Deense ossen in Enkhuizen
In de zeventiende eeuw zorgden zogeheten vetweiders onder Medemblik, Opperdoes, Oostwoud en Werverhoof voor vlees. Zij mestten ossen vet. Tussen Westfriese boeren en Deense kooplieden bestond sinds de Middeleeuwen al een levendige ossenhandel. Met duizenden werden vier- à vijf-jarige ossen in het voorjaar van Denemarken naar West-Friesland gevaren, of gedreven over land. In de herfst werden de ossen in Enkhuizen op de vette-beestenmarkt verkocht. In 1605 was de lucratieve vette-beestenmarkt van Hoorn naar Enkhuizen verplaatst. Melkkoeien kwamen uit eigen fokkerij of werden geïmporteerd uit Friesland. De koeien uit die tijd waren kleiner dan tegenwoordig. De melkgift bedroeg in de periode 1650-1750 iets meer dan vijftienhonderd liter per jaar. Tegenwoordig geeft een koe tienduizend liter per jaar. Omdat er voldoende vraag was, werd de melk bereid tot kaas.
In Twisk staat een aantal mooie stolpboerderijen. Een daarvan is de 17de-eeuwse stolp aan Dorpsweg K 69. De boerderij heeft een opvallende ronde schoorsteen. (AWG)
Dat bleef tot omstreeks 1725 lonend. Daarna begonnen de prijzen te dalen, doordat de verkoop stagneerde. Dat kwam doordat de rol van de Republiek als wereldmacht uitgespeeld raakte. Er kwam werkloosheid en de arbeidende klasse raakte aan de bedelstaf, waardoor veel koopkracht verloren ging.
Met de opkomende tuinbouw aan de Langedijk en in De Streek ging het ook niet best. Bovendien voltrok zich tussen 1622 en 1750 een enorme bevolkingsdaling in het gewest. Nog meer verlies aan koopkracht was het gevolg. Tot overmaat van ramp werden de zeeweringen aangetast door de paalworm. Dat beestje vrat de houten beschoeiingen aan de kust kapot. Maatregelen, zoals het versterken van dijken met stenen, kostten handenvol belastinggeld.
In 1905 liet de familie Donker zich fotograferen voor haar stolpboerderij aan Koningspade te Hoogwoud. Voor de voordeur staan Adrianus Donker (1856-1926), veehouder, en zijn echtgenote Grietje Zeilemaker met hun kinderen. Hun kleinzoon, Adriaan Donker (1916-1984) gebruikte de boerderij als verzamelplaats van landbouw- en veeteeltattributen, wat leidde tot de oprichting van de Museumboerderij Westfrisia. (C. Mooij, Hoogwoud)