Archivering » WFON » 1994 » Pagina 123-124
Kroniek van een knokploeg in oostelijk West-Friesland (5/12)
Van vijf mannen werden later in het politieblad de signalementen
beschreven. De groep bestond uit de leider Fritz Conijn, Pierre de Bie,
Jacobus Frencken, Ber Reuler
en een gedeserteerde Duitser, Karl Weinreich, die de bijnaam ‘Duitse
Kareltje’.had. De buit was groot. Met de auto en op fietsen verdwenen de
overvallers; in hun gezelschap bevond zich Dick Kooyman, dat was van te
voren afgesproken. Volgens het politieblad werden er onder andere
vermist: 1340 schoenenbonnen, 440 fietsbandbonnen, vele tienduizenden
voedselbonnen, stempels, zegels en het pistool van Key. Het Opeltje werd
nadien niet meer gesignaleerd. Wel reed er kort daarna een grote
gesloten veewagen in de buurt!!
De hele buit werd naar Blokker gebracht waar de Enkhuizer LO-man Kees
Schuit was ondergedoken. Hij zorgde verder voor transport.
De familie van Kooyman is kort daarna gearresteerd. De Außendienststelle
Amsterdam berichtte op 12 april:
"......... Als Repressivmaßnahme wurden die Angehörigen
des flüchtigen Kooyman festgenommen und als Repressivhäftlinge des KL.
Herzogenbusch überstellt. ....". Gijzelaars dus. Annie Schrickx werd
ook streng verhoord maar zij kon aannemelijk maken dat ze niet bij de
overval betrokken was en werd vrijgelaten. De Kooymannen hebben een
verblijf in verschillende concentratiekampen overleefd.
De nieuwe KP
De behoefte aan een ploeg in de eigen omgeving was met de overval in
Venhuizen duidelijk aangetoond. Steeds groter werd het leger van
onderduikers dat voedsel en bonnen nodig had, steeds vaker moesten er
mensen worden bevrijd. Arrestaties waren levensgevaarlijk, niet alleen
voor de gearresteerden maar ook voor hun omgeving. Het vermogen van de
SD om gegevens los te krijgen was al te vaak aangetoond.
Flip Fluitman was inmiddels districtleider van de LO-Drechterland
geworden. Hij en Ted Laagland waren geleidelijk aan ervaren
verzetsstrijders. Zij zouden de kern vormen van de nieuwe knokploeg. Na
enige tijd was de groep uitgegroeid tot een hechte commando-eenheid die
op afroep beschikbaar was.
Tot de vaste kern behoorden al gauw Constant (Joep) Rieter, Steef
Meyer, Sjaak
Stroet, Klaas (Ko) Singer, Gerrit (Bennie) Gerritsen, Kick Böhler,
Simon (Trenk) Kooter, Guus (Dick) van Vliet, Jan (Harry) Licht en Klaas
Bras. Veel jongens kwamen uit de omgeving en hadden moeten onderduiken.
De meesten waren op den duur beter bekend bij hun schuilnaam dan bij hun
echte voornaam.
De eerder genoemde Barend Mes werkte vaak mee maar had toch ook zijn
eigen ploeg in Wijdenes en later in de Zaanstreek.
Recruten
Om een indruk te geven van de wijze waarop soms zeer jonge jongens in
het verzet terecht kwamen, volgt hier het verhaal van Steef Meyer en
Joep Rieter uit Nijmegen. Beiden waren op het moment van de invasie, 6
juni 1944, pas zeventien. Beiden hadden een hekel aan Duitsers en
bedreven sabotage op kleine schaal. Steefs broer was een ‘knoeiende'
ambtenaar geweest en zat nu ondergedoken in het Westfriese Onderdijk.
Er van uitgaande dat een verzetsstrijder zonder pistool niet goed kon
functioneren had Steef in de cabine van een tankende Duitse vrachtwagen
een wapen met munitie ‘gevonden’. Joep wilde er ook een. Nu waren er wel
pistolen in Nijmegen maar bij elk pistool hoorde een Duitser. Het plan
werd dan ook uitgedacht om zo'n Duitser van zijn wapen te ontdoen op het
moment dat hij niet zo alert zou zijn. En dat kwam nog al eens voor in
het Kronenburger park. Daar, op de bankjes, werd wat afgevreeën.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.