Bibliotheek » WFON » 1968 » Pagina 35-36
Eerder verschenen in West-Frieslands Oud en Nieuw, 35e bundel, pagina 35-44.
Uitgave: Historisch Genootschap 'Oud West-Friesland', 1968.
Auteur: Th. List.
Ondanks hard werken en zuinig zijn tot op een cent had ik, als zelfstandige boer, in de crisistijd het hoofd niet boven water kunnen houden. In 1930 verkocht ik mijn boerderij, maar met de opbrengst ervan kon ik mijn schulden niet eens betalen. Toen ging ik erop uit om te zien of ik in de pas drooggevallen Wieringermeer werk kon krijgen. Ik ging naar Wieringen om te zien hoe vanuit De Haukes een begin werd gemaakt met slootgraven en greppels maken. Dit werk werd uitgevoerd door de Nederlandse Heidemaatschappij, die werkeloze grondwerkers te werk stelde. Ik kende dat werk wel, want in de polders Breezand en Zijpe had ik het geleerd en ik kon niet nalaten met deze grondwerkers een praatje te maken. Ze vertelden dat ze uit Zeeland, Friesland en Drente kwamen en dat ze in barakken waren gehuisvest. Dat gezamenlijk mannenleven vonden ze niet zo prettig, maar de kost was goed, ze hadden werk en er werd geld naar hun gezin gestuurd. Ze hadden over 't algemeen plezier in het werk.
Slootgraven en greppels maken met de schop
Een baas van de Heidemaatschappij kwam er ook bij en vroeg: 'En meneertje, gaat 't wat naar 't zin?
Kun je ook met de schop werken of alleen maar koetjes melken?' Ik droeg namelijk een pet en snoot mijn
neus toevallig in een rode zakdoek. Ik antwoordde: 'Ja, de mannen maken goed werk, ik zou ze best
willen helpen, misschien kunnen we nog wat van elkander leren'. Het baasje zei wat kribbig: 'Nu, dat
leren kun je wel aan mij overlaten, ik heb mijn hele leven nooit anders gedaan dan grondwerken'. 'Dan
begrijp ik niet dat je de mensen het niet wat eenvoudiger laat doen, het is niet nodig dat ze de grond
twee maal verwerken', was mijn opmerking. Een van de arbeiders kwam naar me toe, bood me zijn schop
aan en vroeg: 'Wilt u het even voordoen?' Het baasje zei wat verstoord tegen me: 'Kom maar een hele
dag hier werken, dan zal je wel bedaren'.
Ik woonde nog in de Zijpe, maar had ondanks mijn schulden een auto. De volgende morgen ging ik om zes
uur van huis naar De Haukes, met een schop in de auto en ik meldde me om zeven uur bij de baas van de
vorige dag. 'Ga maar naar de ploeg waar je gisteren mee hebt gesproken en vraag of ze je in de ploeg
willen hebben', zei hij. De arbeiders waren verrast, want ze hadden gedacht dat ze me wel niet weer
zouden zien. Ik kon direkt met hen beginnen.
De arbeiders wisten niet wat toen de tarieven waren. Ze waren tevreden dat ze werk hadden waarmee ze
goed verdienden als ze doorwerkten. De meesten waren lange jaren werkeloos geweest en nu was de armoede
voorbij. Ze dachten dat er in deze grote nieuwe polder altijd werk voor hen zou zijn en dat hun gezin
zou kunnen overkomen als er huizen gebouwd werden. Het kampleven was wel niet slecht, maar eens in de
vier weken naar moeder was toch wel erg moeilijk. Het leek me dat vooral de Zeeuwen nogal godsdienstig
en daardoor sterk in vertrouwen leefden. De Friezen waren heel anders, praatten steeds maar van: bij
ons in Friesland. Dat lag me niet zo goed. De Drenten hadden het zwaar met het grondwerk, want het
turfsteken, dat ze gewend waren, was heel anders. Ook zij waren erg christelijk, groepten bij elkaar
en gaven zich niet. De Groningse arbeiders vond ik de moeilijkste. Ze wilden al maar met de baas praten,
hadden geen vertrouwen in de leiding en alles wat een boord om had mochten ze niet. Ze werkten bovendien
meestal slordig en kregen veel aanmerkingen van de baas.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.