Bibliotheek » WFON » 1967 » Pagina 79-82
Eerder verschenen in West-Frieslands Oud en Nieuw, 34e bundel, pagina 79-85.
Uitgave: Historisch Genootschap 'Oud West-Friesland', 1967.
Auteur: A. Meulenbelt-Nieuwburg
A. Meulenbelt-Nieuwburg
In de meeste verzamelingen van weefsels uit vroeger tijden zijn merklappen, letterlappen, stoplappen, stop- wit- en sneewerklappen opgenomen. Met zeer grote bewondering bezien we deze werkstukken, die fijn geborduurd zijn met zijdegaren in vlechtsteek, kruissteek, stop- wit- en sneewerktechniek.
Dank zij de gegevens, die de maaksters ons vaak over zichzelf hebben nagelaten in de vorm van geborduurde naamletters
en jaartallen, weten wij dat de naaldwerksters meisjes waren in de leeftijd van 8 tot 16 jaar.
Dat bovengenoemde soorten werkstukken in zo grote hoeveelheden bewaard gebleven zijn, vindt niet alleen zijn oorzaak in de
waardering door de maaksters of hun nakomelingen, maar ook in de aard van de merklappen als verzameling van voorbeelden. Het
zijn een soort van examenopgaven, die uitgevoerd moesten worden, wanneer men de grondslagen van de techniek beheerste. Ze
werden echter óók geborduurd om een gemakkelijk bereikbare voorbeeldenverzameling te zijn voor het gehele leven.
In dit artikel wil ik het hoofdzakelijk hebben over de merklappen en letterlappen in Noord-Holland.
tonen proeven van vaardigheid met naald en draad in het versierend merken en letteren.
Dat ze oorspronkelijk zuiver als opgaven op handwerklessen gemaakt werden is te zien aan de 17e-eeuwse werkstukken, die ook
proeflappen genoemd kunnen worden. De Markerbevolking spreekt dan ook van 'vernaaide doeken' of 'uitkijklappen'.
De 17e-eeuwse merklappen o.a. uit Marken en omgeving laten duidelijk zien, dat de meisjes de verschillende traditionele randen,
motieven en letters eerst moesten leren borduren, alvorens ze op de kledingstukken zoals hemdsboorden, doekjes, keelbanden,
vernaaide linten en linnengoed toegepast mochten worden. Verschillende randjes en motieven worden uitgevoerd; de
eerstgenoemde (in verschillende breedtes) b.v. langs de linker- of rechterkant van de lap onder elkaar in horizontale richting.
Daarnaast werden de motieven willekeurig of met overleg ingedeeld op het overgebleven gedeelte van de lap. Evenwijdig aan de
zijden werden een spreuk, de naam en leeftijd van de maakster, het alphabet en jaartal geplaatst. Zie afb. 1.
Afb. 1.
Merklap anno 1663.
Langs de boven-, rechter- en onderzijde staat:
Hoe schoone wi bloemen staen
Als Godt belieft ist haest gedaen
Betrouwt niet op het goed dat vergaet
Maer op het Woort dat eeuwigh vast staet.
Annetje Muies dochter out elf jaer
en het alphabet.
Vanzelfsprekend moesten ook de letters, initialen en cijfers eerst worden beoefend alvorens toegepast te worden.
Op de letterlappen werden rijen alphabetten in allerlei typen onder elkaar geborduurd, zoals Bijbelse, Gothische, Romeinse,
hoofd- en kleine letters en cijfers.
Meestal werd de resterende ruimte eronder met motieven opgevuld, b.v. een levensboom met initialen en jaartal. Zie afd. 2.
Afb. 2.
Vermoedelijk zijn de motieven en de letters van de 17e-eeuwse exemplaren ontleend aan de 16e-eeuwse, zoals te zien op het schilderij 'The Holy Family' van Joos van der Beke, beter bekend als Joos van Cleef, die omstreeks 1511 in Antwerpen, van 1515-1523 in Keulen, en in Frankrijk werkte. Op het onderste gedeelte van het schilderij is een opgevouwen merklap afgebeeld, waarop motieven voorkomen. Waar komen deze motieven nu uiteindelijk vandaan? Ze zijn afkomstig uit oude patroonboeken, die eeuwenlang bewaard zijn gebleven en zeer waardevol zijn. Ze werden in Italië, Duitsland, Engeland en Frankrijk gedrukt. De oudste zijn: Quentel, gedrukt in 1527-28 te Keulen; Zoppino, gedrukt ±1530 te Venetië; Schönsperger, in 1523-24; Jacques le Moyne, gedrukt ±1586, waarin motieven van bloemen, vogels, en dieren met onderschriften in Latijn, Frans en Engels. Jacques le Moyne's eigen werk en sommige tekeningen zijn in het bezit van het Victoria and Albert Museum te Londen.
Doordat deze patroonboeken nagenoeg van gelijkluidende inhoud waren, kan men hierin de tot een zekere graad gelijksoortige borduursels op de merklappen in verschillende landen terugvinden. Deze patronen werden over land en over zee aan andere landen doorgegeven. Ze werden speciaal gecomponeerd op naaldwerk en weverij, en verschillende kunsthistorici wijzen erop, dat deze patronen genomen zijn van oosterse zijden stoffen of van een nog oudere kunst in steen, metaal of hout.
Aansluitend op het bovenstaande is de levensboom één van de belangrijkste motieven, die vrijwel nooit op de
merk- en lettterlappen ontbreekt. Deze komt in allerlei varianten en formaten voor, met of zonder dieren (vogels, herten,
pauwen, leeuwen).
Andere veel voorkomende motieven zijn:
1. bloemen, bloemen in een vaas, bloemenmand;
2. dieren: honden, eenden, koeien, hanen, pauwen, vogels, herten, zwanen, adelaars, paarden;
3. vruchtenmand;
4. krans met engelen, met man en vrouw;
5. kerk, kerktoren, huis, molen;
6. mensfiguren: mannetje in pofbroek, meisje met juk, vrouw te paard;
7. spinnende aap;
8. schip met of zonder bemanning;
9. voorwerpen: haardgereedschap, kast, stoel, theepotje, kronen, wiegen;
10. bijbelse motieven: jacobsladder, passiewerktuigen, haan op zuil, Adam en Eva, hemelpoort, verspieders van Kanaän, pelikaan
met jongen;
11. namen, spreuken.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.