Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 14. Van vaarpolder naar rijpolder » pagina 48-51
Zo'n driehonderd meter ten zuidwesten van de watermolen aan de Obdammerdijk ligt tegen het talud van de dijk een opvallende helling geplakt. Vanuit het diepe polderwater klimt deze glooiing langs het dijklichaam naar boven tot de kruin van de dijk. Deze glooiing is het restant van een vroegere overhaal. Hier werden in het verleden de Obdammer tuinders met schuit en al over de dijk getrokken.
Omstreeks 1900 veranderde Obdam van een boerendorp in een dorp van tuinders. De vruchtbare zavelgrond was bijzonder geschikt voor de teelt van tuinbouwproducten en veel tuinders van elders vestigden zich in Obdam. De producten werden in de open lucht geveild op een terreintje nabij het spoorwegstation.
In 1916 werd hier een kleine doorvaarveiling gebouwd, in 1929 vervangen door een grotere doorvaarveiling
op een andere plaats. Een groot deel van de geveilde producten vertrok per trein naar de eindbestemming.
Voor sommige bestemmingen bleef men echter afhankelijk van het transport over water.
De geveilde producten gingen per schuit van de veiling naar de Obdammerdijk en werden daar overgeladen
in grotere schepen die in de ringsloot lagen. De tuinders sjouwden hun producten mand voor mand en kist
voor kist over de dijk naar de afgemeerde schepen. Lossen over de dijk werd dit bijzonder zware werk
genoemd.
In 1928 liet de Obdamse veilingvereniging een overhaal bouwen aan de Obdammerdijk. De met tuinbouwproducten
volgeladen schuiten werden boven een lorrie gevaren en vervolgens met behulp van een elektromotor via
rails over de dijk getrokken. De overhaal betekende een enorme verlichting voor de tuinders want het
zware sjouwwerk over de dijk was niet langer nodig.
De bouw van de overhaal kostte destijds ongeveer 8.500 gulden maar helaas was de kwaliteit van de overhaal
slecht. Omdat het vervoer van de tuinbouwproducten per trein en over de weg toenam, werd van de overhaal
steeds minder gebruik gemaakt en in de loop van de jaren vijftig raakte hij in verval.
De glooiing in het dijktalud is het laatste zichtbare restant van de overhaal van de Obdammer
veilingvereniging. De plek waar deze overhaal stond, is echter toch de moeite van het bezoeken waard.
Op korte afstand staat daar de Obdammer molen. Een achtkante binnenkruier, gebouwd in 1698. Aan de
overzijde van de ringsloot ligt de polder Berkmeer, drooggemaakt in 1634.
De Hoge Hensbroekerbrug over de ringsloot van de Heerhugowaard omstreeks
1960. In vroeger jaren was deze brug vanuit het zuiden de enige ontsluiting over de weg van de dorpen
Hensbroek en Obdam. (Pc)
In noordelijke richting staat een drietal molens dicht bij elkaar.
De dichtstbijzijnde is de Berkmeermolen. Gebouwd in 1608 om de Wogmeer droog te malen. In 1803 werd
deze molen daar afgebroken om vervolgens te worden herbouwd in de Berkmeer.
Daarachter is de molen van de polder Veenhuizen te zien en iets verder, wat meer naar rechts, de molen
De Vier Winden aan de Langereis. Het is af en toe wel even zoeken naar deze molens, want het van oudsher
open West-Friese landschap lijkt hier en daar langzamerhand te veranderen in een soort coulissenlandschap.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.