Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 9. Achter de stadspoort » pagina 24-27
In de schaduw van de eeuwenoude Bonifaciuskerk in Medemblik trekt een ander monument de aandacht: het poortgebouw van het naastgelegen voormalig Gereformeerd Weeshuis. Het bouwwerk aan de Torenstraat 13 dateert uit 1785 en valt vooral op door de voorgevel, met in zandsteen het stadswapen en een voorstelling van vier levensgrote weeskinderen. Twee daarvan komen uit de stad Medemblik, gelet op de gouden streepjes op hun kleding die naar het stadswapen verwijzen, de twee andere wezen zijn van buiten de stad.
De toegangspoort tot het poortgebouw, bekroond met het wapen van Medemblik.
De foto dateert van onstreeks 1925.
(WFA)
Tegen het eind van de Late Middeleeuwen gingen de meeste
stadsbesturen er toe over speciale zorg aan de talrijke wezen
te besteden. In de snel groeiende steden kwamen
besmettelijke en vaak dodelijke ziektes voor, zoals dysenterie,
cholera en pest. Veel kinderen werden daardoor wees en
gingen noodgedwongen zwerven en bedelen. Stadsbestuurders
wilden bronnen van onrust zoals bedelarij bestrijden.
Vanaf ongeveer 1500 werd de wezenzorg afgezonderd van
andere soorten opvang. Het oudste speciaal als zodanig
gebouwde weeshuis in de noordelijke Nederlanden kwam in 1491 in Utrecht tot stand.
Voor 1500 werden er ook al wezen onder de hoede van het
stadsbestuur gesteld. Het waren bijvoorbeeld de Heilige
Geestmeesters (armenmeesters) die in het kader van de
algemene armenzorg hun opvang op zich namen. De wezen van
inwoners, maar ook verlaten kinderen en vondelingen, konden
als ‘bestedeling’ bij een particulier worden ondergebracht.
Maar op hun tiende werden ze geacht in hun eigen onderhoud
te kunnen voorzien, veelal met het vragen om aalmoezen. En
aangezien de stadsbesturen dat nu juist wilden tegengaan,
was het de wezen uit de speciaal opgerichte weeshuizen streng verboden te gaan bedelen.
Ze kregen er te eten, moesten speciale kleding dragen en
algemeen onderwijs volgen, afgerond met een vakopleiding.
Daardoor konden ze in hun eigen inkomen gaan voorzien.
In eerste instantie waren het de wezen van de burgers van de
stad die voor plaatsing in dergelijke ‘burgerweeshuizen’ in
aanmerking kwamen. Voor de wezen van buiten de stad
werden later wel armenweeshuizen (of ‘aalmoezeniersweeshuizen’) opgericht.
Ook Medemblik kende een dergelijk weeshuis, ondergebracht
in het voormalige Sint-Catharijneklooster. Na de Reformatie
vervielen alle kerkelijke eigendommen aan de Staten. Willem
van Oranje stemde in 1575 in met het verzoek van het stadsbestuur van Medemblik om het kloostergebouw te benutten
voor de zorg aan weeskinderen. Dat werd toen het Gereformeerd Weeshuis.
Het Gereformeerd Weeshuis kreeg in 1762 een fraaie
bestuurskamer (‘regentenkamer’), waarover Dirk Burger van
Schoorl in zijn Cronyk van Medenblik opmerkte: ‘In 't Jaar 1762 is binnen Medemblik in het oude Weeshuis tot dienst van de
Regenten en Regentessen, een nieuwe Kamer gemaakt, waar
van de weerga van een Godshuis niet bekend is, dezelve is
bekleed met een Behangsel dat uit Duisland is overgebragt. Aan den ingang van dezelve is een Hardsteenen Stoep met
twee Yzeren Leuningen, en een royale Hardsteenen Trab met
vier treeden: in het plein, voor gemelde trap is een Campas van wit Marmer gelegt, dat cierlyk is opgemaakt’.
Het weeshuis bleef bestaan tot 1919. In 1923-1925 volgde een
verbouwing tot bejaardentehuis dat onder de welluidende
naam Huize Levensavond nog vijftig jaar dienst heeft gedaan.
De bejaarden vertrokken toen naar een nieuw gebouwd
tehuis. Het weeshuis stond leeg totdat zich er een
notarismaatschap en een tandartspraktijk vestigden, de laatste
zit er nog steeds.
Ook de regentenkamer is gebleven. Tegenwoordig valt deze, net als de rest van het weeshuiscomplex,
onder de Stichting Hervormd Weeshuis Medemblik.
Deze stichting liet in 2009 een restauratie aan de kap en de buitenzijde van het gebouw uitvoeren.
Door die werkzaamheden verhuisde de ‘Oudheydtkamer’ van de Oudheidkundige Vereniging
Medenblick van de zolder van het voormalige weeshuis naar het naastgelegen poortgebouw, waar de vereniging
op de eerste verdieping ook nog over een vergaderruimte beschikt.
Het poortgebouw geeft toegang tot de aan het Bagijnhof grenzende binnentuin, waar in de witte achtergevel
van het weeshuis een prachtige toegangsdeur in Rococo-stijl te bewonderen is.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.