Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 7. Sporen van strijd » pagina 18-23
Het dubbelrondeel de Drommedaris is één van de belangrijkste monumenten van Enkhuizen. In 1540 werd het opgericht als poortgebouw over het tracé van de Westfriese Omringdijk. Een opvallende versiering aan de muur van het laagste rondeel vormen de twee ankers die daar omstreeks 1832 zijn aangebracht. Zij herinneren aan een aanval van de Gelderse vloot in 1537, die door Enkhuizer burgers werd verijdeld.
Prent van de aanslag der Geldersen in 1537, waarop is te zien hoe de
ankertouwen worden gekapt. De prent dateert uit de 18de eeuw en is historisch niet helemaal juist,
omdat de Drommedaris pas in 1540 werd gebouwd.
(WFA)
In de tweede helft van de 15de en de eerste helft van de 16de eeuw bestond er een broos machtsevenwicht
tussen de regeerders in het oosten van het land en die in het westen. Het waren de Gelderse hertogen,
met hun aanhang in Groningen, Friesland en Overijssel, en de Bourgondische en later de Habsburgse
vorstenhuizen, die onder meer heersten over Holland, Zeeland en delen van Noord-Frankrijk.
De strijdende partijen probeerden daarbij vaak hun vetes te beslechten op de Zuiderzee. Ook de
kustgebieden werden bij die strijd betrokken.
In 1473 had de Bourgondische graaf Karel de Stoute de macht over Gelderland overgenomen. De Geldersen
betreurden dat en toen Karel in 1477 sneuvelde, zagen ze kans om hun zelfstandigheid terug te krijgen.
Allerlei kleine en grotere schermutselingen volgden. De bestuurders van Enkhuizen probeerden echter op
het water de rust te handhaven, want de handel en scheepvaart op de Zuiderzee waren voor hen van
levensbelang. Die houding zorgde voor onvrede tussen beide partijen. Het gevolg was een poging van de
Geldersen om Enkhuizen te veroveren.
Detail van een kaartje van de kust van Enkhuizen uit 1775 met centraal
de Gelderse Hoek. Het dijkstuk is vernoemd naar de landing van de Geldersen die ongeveer hier moet
hebben plaatsgevonden.
(WFA)
Met een invasie op de dijk ter hoogte van de buurtschap Oosterdijk werd, buiten het zicht van de stad,
een legermacht aan land gebracht. De Geldersen hadden een afspraak gemaakt met een burgemeester die
kennelijk wél vrede wilde sluiten. De bedoeling was dat men de stad tot de Noorderpoort zou
naderen en daar van de verraderlijke burgemeester de sleutels toegespeeld zou krijgen. De overvallers
werden echter al bij de Noorderdijk ontdekt en de burgers raakten in rep en roer. De overval mislukte.
De landingsplaats heet sinds die tijd de Gelderse Hoek.
Het plan voor een andere overval vanuit het Gelderse kwam vele jaren later, in 1537. In de nacht
van 21 op 22 juni van dat jaar trok een Gelderse vloot op naar Enkhuizen. Twee uur voor zonsopgang
bereikte men de stad. Twee schepen naderden de wal en gooiden het anker uit. Maar ze werden tijdig
door enige burgers opgemerkt. Pogingen om zich terug te trekken mislukten door de eb. Verraderlijke
ondiepten maakte de aftocht nog moeilijker. De ankers werden gekapt en bleven duidelijk zichtbaar
achter.
In triomf werden ze door de Enkhuizers binnengebracht en opgehangen aan de Engelse Toren, die dateerde
uit 1496. Toen de toren in 1832 gesloopt werd, verhuisden de ankers naar de Drommedaris.
De Hoornse dichter Hadrianus Junius en de Enkhuizer rector van de Latijnse School schreven enige jaren
daarna een triomfdicht dat nog steeds bij de ankers te lezen is, zij het in Latijn. De laatste regels,
vertaald, luiden:
Dees' ankers afgekapt toen d'aenslag was gemist,
getuigen, Geldersman, uw trouweloose list.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.