Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 6. Het zeegat uit » pagina 56-59
In 2005 werd op initiatief van Stichting Stadsherstel Medemblik een nieuw havenlicht geplaatst aan de kop van de Oosterhaven. Voor de beroepsvaart zijn havenlichten niet meer van groot belang. Het nieuwe havenlicht moet daarom gezien worden als verfraaiing van het historische stadsgezicht en geste aan de vaartoerist.
In de Late Middeleeuwen zorgden steden als Kampen en later Amsterdam voor de aanleg en het onderhoud
van lichtbakens langs de Zuiderzeekust. Deze steden hadden het meeste belang bij de instandhouding van
een adequate kustverlichting om de binnenkomende schepen de weg te wijzen en te waarschuwen voor
verraderlijke ondiepten voor de kust.
Rond 1600 was de overzeese handel en scheepvaart van dermate groot belang geworden dat de overheid en
de havensteden zelf deze verantwoordelijkheid op zich namen.
Zo werd in 1640, op initiatief van het Rijnschippersgilde van Medemblik, bij het stadsbestuur
aangedrongen op het plaatsen van een lantaarn ‘omme bij nacht de haeven te mogen aensoecken’.
Het Rijnschippersgilde was in vele steden één der oudste gilden. Daar zij in vroegere
tijden op zogeheten rijnschepen voeren, is de naam iets verwarrend. Met de rijnschippers bedoelde men
namelijk álle schippers op de binnenvaart.
Anonieme ets van de haven van Medemblik omstreeks 1700. (Pc)
Het havenlicht van Medemblik werd in 1641 operationeel. Het bouwwerk bestond uit een hoge grenen paal,
vastgezet met schorren, met daar bovenop een lantaarn voorzien van kaarsen. Het bouwwerk was gemaakt
door de plaatselijke molenmaker Reyner Albertsz voor 42 gulden.
De havenmeester was verantwoordelijk voor het aansteken en het onderhoud van het havenlicht. In de 17de
eeuw ontving hij van iedere schipper, die voor de eerste maal de haven aandeed, een bijdrage van zes
stuivers als lantaarngeld. Op een gebrandschilderd glas in de Bonifaciuskerk is het oude havenlicht
nog te zien. Dat glas schonk het Rijnschippersgilde in 1671 aan de kerk.
Na de opening van het Noordhollands Kanaal in 1824 lag Medemblik niet langer aan de vaarroute naar
Amsterdam. De haven werd nauwelijks meer aangedaan. Zelfs de functie van havenmeester verdween korte
tijd. Pas in de jaren na 1880 nam de bedrijvigheid in de haven weer enigszins toe dankzij de opkomst
van de vangst op ansjovis.
Detail van het gebrandschilderde raam dat in 1669 door het Rijnschippersgilde
aan het kerkbestuur van de Bonifaciuskerk werd geschonken. Op de achtergrond is het toen nog vrij eenvoudige
havenlicht te zien. (Foto Peter Swart, Hoorn)
Om de aantrekkelijkheid van de Medemblikker haven voor de Zuiderzeevissers te vergroten, besloot men
het havenlicht te verhuizen naar de Oosterhaven. Ook kwamen er twee nieuwe havenlichten op het noordelijk
en zuidelijk havenhoofd.
Het havenlicht op de Oosterhaven werd aangepast aan de eisen der tijd. Een ijzeren constructie met een
trap verving in 1909 de houten delen. De betekenis van Medemblik als vissershaven was slechts van korte
duur. In verband met de start van de Zuiderzeewerken omstreeks 1920 veranderde de Medemblikker haven
al snel in een ware industriehaven.
Het stadsbestuur deed voor één gulden de haven over aan het Rijk, dat daarmee verantwoordelijk
werd voor het onderhoud van alle bruggen, steigers, beschoeiingen en verlichting.
Pas in 1989 werd de gemeente Medemblik officieel weer eigenaar van de havenlichten. Het watertoerisme
was ondertussen uitgegroeid tot een belangrijke inkomstenbron en op initiatief van Stichting Stadsherstel
werd het plan gelanceerd het houten havenlicht te herbouwen.
De Oosterhaven van Medemblik omstreeks 1940. (Pc)
Voor het ontwerp heeft het havenlicht van Hoorn als voorbeeld gediend, en wellicht een fraaie aquarel
van P.J. Schotel uit 1830. Het initiatief van Medemblik heeft ook navolging gevonden. In het kader
van het project ‘Toeristen over Water’ restaureerde Enkhuizen het havenlicht 't Vuurtje
en herplaatste dit op 30 maart 2009.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.