Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 5. Droge voeten » pagina 34-37
Ooit puften en stampten er stoommachines in het gebouw aan de Huygendijk in Heerhugowaard. Later vergaderde daar het polderbestuur. Nu is er een charmant museum ingericht. Het Poldermuseum geeft inzicht in het enorme karwei dat bijna vier eeuwen geleden werd verricht met de bedoeling de oprukkende ‘Grote Waert’ te bedwingen en wellicht flinke winst te maken met het nieuw verworven land. Dat viel bepaald niet mee.
Eén van de meest opvallende objecten in het museum is een bot van een dwergvinvis, gevonden tijdens het ploegen in de Heerhugowaard. Ooit hebben dergelijke dieren blijkbaar rondgezwommen in het gebied dat vierduizend jaar geleden nog bestond uit schorren en kwelders, doorsneden door kreken, die bij Bergen in zee uitkwamen. Door de eeuwen heen veranderde de situatie, het door de zee aangevoerde slib verstikte de open verbinding met de zee. Het veenpakket, waarin later het meer ontstond, begon zich te vormen.
Zoals een aarden kruik in het museum aantoont, vestigden
zich in de 12de eeuw boeren in het gebied. Zij ontgonnen het
land en groeven daarmee hun eigen graf. Het veen oxideerde,
het land klonk in. Eerst verbouwden de boeren nog volop
graan in de Waard, maar na verloop van tijd werd de grond
drassig en was nog net geschikt voor veeteelt.
Het land kwam uiteindelijk zo laag te liggen, dat het water de
overhand kreeg en de boeren op de vlucht sloegen. Er
ontstond een enorm meer dat zich bij iedere storm uitbreidde.
Omstreeks 1620 vatten de welgestelde en invloedrijke
Alkmaarse burgers Nanning van Foreest en Floris van Teylingen
het plan op om met behulp van de nieuwste technieken het
meer droog te leggen.
De initiatiefnemers beseften niet ten volle waar ze aan begonnen. De aan te leggen dijk verdeelden ze in vakken van
25 roeden, zo'n honderd meter lang. Per vak namen ze
dijkwerkers in dienst, die met schoppen en kruiwagens een
dijk moesten opwerpen en een ringvaart graven.
Er werden acht gangen van elk drie molens ingericht. Later
bleek dat de 24 molens niet voldoende waren om de Waard
droog te houden. In 1631 stonden er al 47 robuuste Noord-Hollandse bovenkruiers die met schepraderen het water
omhoog brachten.
Er werden molenaars aangesteld en de drooggevallen grond
moest intensief worden bewerkt. Het onderhoud van molens
en dijken kostte zoveel geld dat het polderbestuur af en toe
verzuchtte: ‘Misschien kunnen we de polder beter weer onder
water laten lopen, dat is goedkoper’.
Landmeters hadden de Heerhugowaard zorgvuldig in kaart
gebracht en verdeeld in kavels. Geen gemakkelijke zaak
vanwege de grillige oevers, de eilanden en andere stukken particuliere grond die deel van de polder gingen uitmaken.
Over de aanleg van de centrale weg, de Middenweg, ontstond
enorme heibel met Hoorn. Die stad vreesde dat de op Alkmaar
gerichte weg de aanvoer van landbouwproducten naar Hoorn
ernstig zou belemmeren.
In 1874, na een natte winter met weinig wind, besloot men tot
een experiment: stoommachines moesten de molens vervangen.
Op het laagste punt van de polder werd een stoomgemaal
gebouwd. De capaciteit bleek onvoldoende, er volgde
uitbreidingen en later ging men voor een deel over op diesel en
elektriciteit.
In 1994 kwam er een heel nieuw gemaal. Het oude gebouw
werd nu in zijn geheel een museum met herinneringen aan de
droogmakerij, het bestuur en als middelpunt de prachtige
machines. De oude windmolens van de Heerhugowaard zijn
allemaal verdwenen, maar er zijn plannen voor de bouw van drie
grote windturbines. Elk van die giganten kan zoveel energie
opwekken, dat daarmee – door opnieuw gebruik te maken van
de wind – wel vier gemalen zouden kunnen draaien.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.