Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 4. Onderweg » pagina 30-33
Hier en daar vind je ze nog. Traditionele dorpsstraten met een kerk, stolpboerderijen, rentenierswoningen en een handvol winkels. De dorpsweg in Twisk is daarvan een goed voorbeeld. Nu rijden er bussen en auto's, maar op stille momenten kan men zich voor stellen dat dit een eeuw geleden het domein was van voetgangers, rijtuigen en boerenkarren. Daarnaast trokken langs de straten en wegen in West-Friesland kassiesmannen, venters, kwakzalvers, portretschilders en hannekemaaiers.
Een geziene gast bij menig boerin was de kassiesman. De vrouwen op de boerderijen leidden veelal een eenzaam bestaan. Hoogstens was er, als de tijd het toeliet, een bezoekje aan de buren, verder de zondagse kerkgang en een enkele maal een tochtje naar de stad. Het dagelijks melken en het kaas maken bonden de boerin aan huis.
De kassiesman zorgde voor afleiding. Hij nam de kast van zijn rug en opende de vele laadjes met garen en band, knopen en sieraden. De boerin maakte haar keuze en deed bestellingen voor de volgende keer.
Af en toe kwamen er textielhandelaars voorbij, vaak waren
het Duitsers uit de streek van Mettingen. Zij verkochten het
fijne linnen dat hun vrouwen maakten. Sommigen van hen begonnen een winkeltje in Enkhuizen of Hoorn. Enkelen
maakten een grote vlucht, zoals de gebroeders Clemens en
August Brenninkmeijer die de basis legden voor het warenhuis
C&A. En ook de handelaars uit Cloppenburg, zoals Sinkel die
als eerste in Nederland een warenhuis oprichtte dat voortleeft
in het kinderliedje: ‘In de winkel van Sinkel is alles te koop’.
Tussen het rondtrekkende volk bevonden zich ook artiesten
die bij rijke boeren aanklopten met de vraag of zij een portret
van de boer en de boerin mochten maken. Menige pronk -kamer prijkte vervolgens met levensechte pastels. In de musea
in Zaandam en Hoorn zijn daarvan prachtige voorbeelden te zien.
De kerk van Twisk in de zomer van 2009. (Foto TM)
Van geheel andere aard was het zwervende gespuis in de
17de en 18de eeuw, variërend van weggelopen weesjongens
en werkloze soldaten tot ontsnapte gevangenen en arme
boeren. Dit fenomeen kwam slechts sporadisch voor. Maar als
zij zich vertoonden, werden zij nauwlettend in de gaten
gehouden en overal weggejaagd. Soms kwam daar een
rechtszaak aan te pas.
Aan het begin van de hooitijd kwamen ze massaal het land
binnen. Arme boeren uit Westfalen, Pommeren, Oldenburg en
Münsterland. Zij liepen honderden kilometers, staken met een
veerboot over vanaf Friesland en wandelden naar hun vaste adressen, waar veelal hun gereedschap van de vorige keer
werd bewaard. De maaiers die nog geen vast adres hadden,
zochten op marktdagen een hoekje op de markt in Enkhuizen,
Hoorn of Schagen tot een boer hen inhuurde.
Soms kwamen hannekemaaiers of poepen zoals ze in West-Friesland vaak werden genoemd, zoveel jaren bij dezelfde
boer dat ze een beetje bij het gezin gingen horen. Een
enkeling vond er de liefde van zijn leven en trouwde met een
dienstmeid.
Hun Duitse namen, zoals Steltenpool, Besseling en Degeling,
leven voort in West-Friese families. De hannekemaaiers
speelden vanaf de late 18de eeuw in de economie van het
platteland een grote rol. In de tijd vóór de mechanisatie van
het boerenbedrijf was er in de hooitijd een chronisch gebrek
aan werkkrachten. De hannekemaaiers waren dan ook graag
geziene gastarbeiders.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.