Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 2. Typisch West-Fries » pagina 40-43
Zie ze dansen, dit bronzen paar. Het beeld, gemaakt door Siem Wardenaar uit Wieringerwaard, staat in de muziektuin achter het Boerderij- en Rijtuigmuseum Vreeburg in Schagen. De man en de vrouw zijn gekleed in het West-Fries kostuum. Zo gingen tussen 1880 en 1920 de rijke boeren en boerinnen eropuit. Naar de kerk, naar een bruiloft of te kermis.
Beeld van een dansend paar, gemaakt door Siem Wardenaar uit Wieringerwaard.
Het werd in 2008 geplaatst in de Muziektuin achter het Boerderij en Rijtuigmuseum Vreeburg in Schagen.
(Foto TM)
Belangstelling voor het kostuum is er nog altijd. Tientallen
vrouwen trekken regelmatig met plezier vier rokken en een
bijpassend jak aan. Ze zetten het gouden of zilveren oorijzer
op met de helder witte kanten kap. Ze pakken hun juwelen
en hangen de beugeltas aan de rokband. Vaak hebben ze
hun japon zelf gemaakt. Met de hand, van wat ouderwets
aandoende stof in belegen kleuren. Voor de patronen kijken
ze in oude modebladen of naar een portret van hun overgrootmoeder.
De mannen laten hun zwartlakense pak maken door een
gerenommeerde kleermaker of een handige naaister. Zij
trekken een kleurig vest aan, zoeken hun gouden horloge uit
de la en zetten de hoge hoed op.
Daar gaan ze dan, aangekleed gaat uit! Ook in de 21ste eeuw.
Ze dansen samen bij een van de zes dansgroepen die West-Friesland rijk is. Ze lopen mee in de optocht op de tien West-Friese donderdagen in Schagen. Of ze gaan een dagje uit met
de groep In 't pak. Die club bestaat uit mensen die het
kostuum bij bepaalde gelegenheden graag dragen.
De dames dragen onder hun japon een witte linnen of
katoenen onderbroek met een geschulpte rand aan de lange
pijpen. Daaroverheen een witte katoenen onderrok met
kanten stroken. Dan een flanellen onderrok en tenslotte nog een kleurig exemplaar. De kousen zijn ook wit: gebreid met
een ajourpatroontje. Vervolgens trekken ze de rok en het jak
aan en daarna wordt de kap gezet. Dat is een secuur werk.
Het gaat als volgt: de haargrens wordt met een zwarte band
weggewerkt, men zet een zwart ondermutsje op en daarna
een wit kanten ondermuts. Vervolgens wordt het oorijzer in
de kappenkant gespeld met de kapspelden en in zijn geheel opgezet.
De zijnaalden worden achter de kapspelden ingestoken en met
blokspelden of veertjes wordt de muts van boven aan de haarband vastgespeld. Alle attributen voor de hoofdtooi worden
bewaard in de kappendoos. Het is een smalle mahonie houten
doos met een laatje en een uitklapbare spiegel. Daarin zitten
de schatten van de boerin: het gouden oorijzer met dubbele
boeken, een bloedkoralen halssnoer, de zwarte ondermuts, de
kapspelden en de kanten kap met blauw zijden gazen bol.
De heren dragen als sieraad een gouden horloge en een signet of sachet. Dit is een stempelschijf gevat in een kastje waaraan een handvat of ring van goud of zilver bevestigd is. In de stempel zijn soms een familiewapen of initialen gesneden. Het werd gebruikt om in zegellak een stempelafdruk te maken op een brief of akte.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.