Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 2. Typisch West-Fries » pagina 16-19
In een zijmuur van de boerderij Hooghhoutwoudt op de Gouwe 48 (nabij Hoogwoud) prijkt een tableau met daarop een tweemaster alsmede het jaartal 1671.
De boer, die zo'n drie en een halve eeuw geleden op die plek het boerenbedrijf
uitoefende, had ook met de zeevaart te maken. Of hij voer in de zomermaanden als
kapitein op een eigen schip zelf het zeegat uit of hij was eigenaar van een deel van
een koopvaarder.
De huidige bewoonster van de boerderij vermoedt het laatste.
Uit vondsten van opgravingen kan de conclusie worden
getrokken dat er aan de Gouwe in die tijd rijke boeren
woonden, die ook met de handelsvaart op de Oostzeelanden hun kapitaal opbouwden.
In de 16de en 17de eeuw was op het West-Friese platteland de werkcombinatie boer-zeeman heel normaal. In de winter
waren de mannen thuis – de Zuiderzee en de Oostzee waren voor de toenmalige schepen meestal ontoegankelijk door
ijsgang – maar in de zomer gingen zij het zeegat uit. Op de
boerderij Hooghhoutwoudt hebben tal van families geboerd: Zijp, Winkel, Pijper, Glas. Door vererving volgde de ene familienaam de andere op. Eén ding staat vast: ze hebben er goed
geboerd. Op het boerenerf werd bij opgravingen veel majolica aardewerk gevonden. Dat was rond 1600 een luxe product. Ook elders in de Gouwe trof men dat aardewerk aan. Er moet
daarin een levendige handel zijn geweest.
Eén van de boeren op Hooghhoutwoudt beoefende ook de walvisvaart. De walviskaak die achter de boerderij staat, getuigt hiervan. Voorheen diende de kaak als schuurpaal voor
het vee. Maar de koeien zijn al lang van het erf af. Hooghhoutwoudt is nu een woonboerderij: drie generaties onder één dak.
Ook de naam van een stolpboerderij aan de Westerstraat in
Sijbekarspel herinnert aan de combinatie boer-zeeman. Deze boerderij heet De Postgalei en is een eerbetoon aan de koopvaarder van Jan Corneliszoon Winkel, boerenzoon uit Twisk.
Hij vestigde zich na zijn huwelijk met Grietje Zijp (geboren in
de boerderij Hooghhoutwoudt) op deze plaas.
Zijn laatste reis met zijn schip De Postgalei eindigde eind
november 1769 in een vliegende storm voor de kust van Callantsoog.
De West-Friezen die het zeegat uitgingen, ontdekten dat er
ook op het water vijanden waren. Op tal van plaatsen waren
er kapers op de kust, bij Duinkerken bijvoorbeeld, die het om
losgeld was te doen.
In dorpen met veel zeevarenden onder hun bevolking stichtte
men bootsgezellenbeurzen. Dat waren onderlinge
verzekeringsmaatschappijen, bedoeld om de zee lieden die in
Duinkerken gevangen zaten een bijdrage in het kostgeld te
verstrekken. Daarnaast kregen de bemannings leden een bedrag
bij 't inkomen, waarmee kleding en slaapgerei voor het verblijf
in de gevangenis werd gekocht. Ook werd er een bedrag
uitgekeerd voor 't uitgaan, dat wil zeggen voor de terugreis
naar huis.
Om het losgeld bij elkaar te krijgen organiseerde het dorpsbestuur collecten, vaak tot buiten West-Friesland. Keerde een
bemanningslid niet terug dan kregen de nabestaanden een
uitkering. De straatnaam Bootsgezellenweg in Westwoud
herinnert aan die tijd.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.