Bibliotheek » West-Friesland toen en nu » Deel 1. Monument van een dijk » pagina 8-13
De watertoerist die Medemblik binnenvaart wordt direct geïmponeerd door het
stoere kasteel aan de haven. Eén van de vijf dwangburchten die Floris V om West-Friesland liet
bouwen. Het enige kasteel dat gespaard is gebleven. Dat wil zeggen: hersteld volgens de opvattingen
van de 19de-eeuwse Rijksbouwmeesters. Onder toezicht van architect P.H.J. Cuypers werd in 1890 begonnen
met de restauratie van het vervallen kasteel.
Net op tijd, want de verarmde stad Medemblik had al besloten het kasteel en de aangrenzende Oosterpoort
te slopen. De poort ging ten onder, maar het kasteel werd gered.
De naam van de Friese koning Radboud is nog altijd verbonden aan het bouwwerk. Volgens de legende
zou Radboud (648-719) bij Medemblik een kasteel hebben gevestigd op de plaats waar Floris V later zijn
dwangburcht zette. Eeuwenlang deden gruwelijke verhalen de ronde over de heidense koning Radboud die
gevangengenomen christenen levend in een kalkput wierp. Het luik waar zijn slachtoffers door verdwenen
zou nog in het kasteel te vinden zijn.
Aquarel van de Medemblikker schilder Jacob Braaf (1776-1864) uit circa
1820 met de Oosterpoort die toegang gaf tot de binnenplaats. (Coll. Bakker, foto bewerkt door Ben
Dijkhuis)
Feit is dat Floris V nadat hij de West-Friezen had onderworpen inderhaast een vijftal dwangburchten
liet bouwen. Na Wijdenes was Medemblik aan de beurt. Melis Stoke, de klerk van Floris V die de daden
van zijn heer nauwgezet beschreef in een rijmkroniek, meldt over het werk in Medemblik:
Den grave dochte goed doe wesen,
Dat hi maken dede na desen
Te Medemelc een kasteel
Dat moet ergens tussen 1282 en 1290 zijn geweest. Tijdens het begin van de bouw bleef Floris met een
leger in de buurt. Zijn onderkomen was in Melorde, een plek niet ver van Medemblik. Hij bleef er tot
het kasteel verdedigbaar was. In de woorden van de klerk:
Dat de borch was volmaect
Ende vast ende wel gheraect
Ende scone ende starce
Het kasteel was een voor die tijd uiterst moderne vesting. Een vierkante waterburcht met ronde torens
op de hoeken en op het midden van de zijden, vierkante uitbouwsels waarvan één de toegangspoort
bevatte. De uitspringende torens maakten het mogelijk de vijand te beschieten als de strijders de muren
te dicht naderden. Binnen de muren was een woning voor de kastelein (kasteelheer) gebouwd. De muren en
torens zijn voor een deel verdwenen. Maar de duidelijk herkenbare contouren geven een goede indruk hoe
het kasteel ooit was.
De legendarische Friese koning Radboud zou als eerste een burcht hebben
laten bouwen op de huidige plaats van het kasteel Radboud. Hier staat hij met zijn zoon om door Bonifatius
te worden gedoopt. Radboud zag hier uiteindelijk van af. Litho van P.W. van de Weyer uit ‘Gebeurtenissen
in Nederland in 719’ (1860). (WFA)
De kastelein was tegelijk baljuw en dijkgraaf. De graaf koos betrouwbare edelen voor deze functie, zoals
Hugo van Assendelft. Een lange rij grafelijke gezagsdragers zou volgen. Het kasteel werd bovendien de
zetel van belastinginners. De West-Friezen waren hun vrijheid kwijt en kregen vanuit het kasteel allerlei
belastingen opgelegd die zij zuchtend betaalden. Nauwelijks was Floris V dood of de West-Friezen liepen
te hoop om het kasteel te belegeren. Kastelein Hugo van Assendelft hield stand tot de neef van Floris,
Jan van Henegouwen, te hulp schoot. Bij de toen volgende gevechten kwam de kastelein om het leven. Tijdens
de Hoekse en Kabeljauwse twisten was het weer raak. In 1426 trokken boeren uit Kennemerland op tot aan
het kasteel. De muren bleken te sterk voor hen.
In 1517 deed de beruchte Grote Pier uit Friesland een nieuwe poging. Het kasteel was voor hem onneembaar,
maar zijn mannen gingen als beesten te keer in Medemblik, dat voor een deel in vlammen opging. In 1572
werd Medemblik van wallen voorzien om zich tegen de Spanjaarden te kunnen verweren. Dat betekende de
doodssteek voor kasteel Radboud. De muren raakten in verval. Lange tijd vond de plaatselijke schutterij
er een onderkomen.
Detail van een kaart van Medemblik uit het ‘Toneel der steden van
de vereenighde Nederlanden...’ van Joan Blaeu (ca. 1650). (WFA)
Van 1661 tot 1734 deed de grote zaal van het kasteel dienst als kerk: de Oosterkerk.
De nog aanwezige vierkante toren werd verhoogd tot kerktoren met klokken en al. In de 19de eeuw was de
toestand hopeloos. De arme gemeente Medemblik had geen geld om Radboud op te knappen en overwoog sloop.
Gelukkig bracht het Rijk uitkomst met de aankoop, een zorgvuldige restauratie en een bestemming tot
kantongerecht.
Foto van het kasteel gezien op de noordzijde met op de voorgrond het
opgemetselde deel van de nu verdwenen ronde toren. (Foto TM)
Het kasteel is inmiddels al vele jaren voor het publiek toegankelijk. In de jaren negentig van de vorige
eeuw kwamen de beheerders, het echtpaar Henk en Ina de Beer, met een oude foto van de ridderzaal op de
proppen. Daarop was te zien dat deze, tot aan de restauratie, een balkenplafond had. Deze situatie werd
hersteld. Met als gevolg een te verwarmen Ridderzaal met een voortreffelijke akoestiek en op de verdieping
een museum over het ridderleven in de Middeleeuwen.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.