Bibliotheek » Thema's » Enkhuizen » Gids voor Enkhuizen (1932)
ENKHUIZEN is gelegen op het oostelijk uiteinde van Drechterland (deel van West-Friesland), dat in de Zuiderzee vooruitsteekt tot op ongeveer 19 K.M. afstand van den Zuid-Westhoek van Friesland (Gaasterland). Bij helder weer is aan den zeekant de Friesche kust duidelijk waar te nemen, evenals 't meer naar 't Zuid-Oosten gelegen eilandje Urk (20 K.M. van Enkhuizen).
Snelvarende, comfortable ingerichte stoombooten onderhouden eenige malen daags de gemeenschap tusschen
Holland en Friesland, zich regelende naar den loop der treinen Leeuwarden - Stavoren en Amsterdam -
Enkhuizen (duur der bootreis 1 uur en 10 minuten). Voor het goederenvervoer op de beide spoorlijnen
doen stoomponten dienst, die ruimte aanbieden voor een 14 à 16-tal goederenwagens. Met Urk en
Kampen heeft Enkhuizen dagelijks gemeenschap door een poststoomboot (NV. Eerste Urker Stoomboot-Maatschappij),
ook ingericht voor het vervoer van passagiers. Om den anderen dag vaart een passagiers- en goederenboot
van Amsterdam naar Enkhuizen en Harlingen v.v. Langs de stad heeft een druk scheepvaartverkeer plaats.
Door den aanleg van stroomleidende dammen (1872-1877), waartusschen een vaargeul is van ongeveer 300
Meter breedte, is het vaarwater voor de stad (Krabbersgat-Slijk) aanmerkelijk
verbeterd. De groote
Oostelijke leidam, die de uitgestrekte zandbank, welke bekend is onder den naam van Enkhuizer Zand,
begrenst, heeft een lengte van ongeveer 2250 M. Door een combinatie van witte, roode en groene lichten
wordt den zeevarenden, als het duister is, de koers door het vaarwater aangewezen. Bij mistig weer
laat een sirene op de noordelijke punt van den oostelijken havendam waarschuwende seinen hooren. Aan
den mond van de haven is een installatie van den Stormwaarschuwingsdienst opgesteld.
Vóór den aanleg van den grooten afsluitdijk was Enkhuizen een der hoofdplaatsen voor de
visscherij op de Zuiderzee (haring, bot en ansjovis). Op 28 Mei 1932 is de verbinding Holland-Friesland
tot stand gekomen, en is de Zuiderzee geworden: Het IJsselmeer. In dezen Gids is echter nog overal de
naam Zuiderzee behouden.
Naam. De naam Enkhuizen heeft aanleiding gegeven tot verschillende
uiteenloopende
veronderstellingen omtrent oorsprong en beteekenis. In de Historie van Enkhuizen (uitgave 1666)
van Gerardt Brandt wordt vermeld, dat de naam aanwijst, hoe de stad ontstaan zou zijn uit enkele
huizen; ook dat de huizen eng (dicht op elkaar) waren gebouwd; en voorts, dat de naam wel
in verband kon staan met de omstandigheid, dat Enkhuizen gelegen is op het einde (end) van de
rij van dijkdorpen (de Streek), van Hoorn oostwaarts.
Later heeft men den naam willen verklaren uit de overeenkomst met de engen en enken in
de Saksische streken, en gedacht aan de mogelijkheid van een Saksische nederzetting. In den jongsten
tijd bestaat er neiging, om den naam Enkhuizen in verband te brengen met den Frieschen mansnaam Enge,
Enke, Inke, dus Enkhuizen zou zijn de huizen van Enke, een Fries, die in de
oorspronkelijke nederzetting iemand van aanzien of gezag is geweest. Dr. G. Korsten ziet in zijn werk
„Het dialect van Drechterland” overeenkomst van 't enk in den naam der stad met 't
Engelsch eng, en 't Noorsch en angelsaksisch en midden-nederlandsch eng, ing, in de
beteekenis van weide, akkerland, veld.
Wapen. Het wapen der stad is oorspronkelijk een blauw schild met drie boven elkander liggende zilveren haringen links gewend, gescheiden door 2 sterren. Later heeft men er een ster aan toegevoegd en kronen boven de koppen aangebracht. Officieel is in 1816 het wapen zoodanig gewijzigd, dat de koppen naar rechts zijn gewend. Het wapen wordt gewoonlijk afgebeeld met de stedemaagd als schildhoudster.
Geschiedenis. Door haar ligging heeft de stad eertijds, toen de
Zuiderzee aangemerkt kon worden
als de groote wereldhaven, een belangrijk aandeel gehad in den wereldhandel en nog steeds vertoont zij
in ettelijke bouwwerken, die nog gespaard gebleven zijn, de onmiskenbare sporen van vroegere grootheid
en rijkdom, welke te danken waren aan handel, scheepvaart en visscherij. Want wel is de landelijke
omgeving van Enkhuizen bij uitstek vruchtbaar, en leverde zij van oudsher een keur van kostelijke
producten, maar haar historische beteekenis, de hooge plaats, die zij in de 16de én 17e eeuw
onder haar Hollandsche zusteren heeft ingenomen, is zij verschuldigd geweest aan de zeevaart ên
wat daarmede annex is.
Tot in de eerste helft der 14de eeuw was Enkhuizen een onbeduidend visschersdorpje met zeer verspreide
woningen binnen- en buitendijks. Lang bleef het buitendijks gelegen land aan de oostpunt van Drechterland
weerstand bieden aan de macht der golven, doch mettertijd moesten de bewoners dit gebied prijs geven
en werden ze gedwongen zich te vestigen aan en binnen den dijk, die West-Friesland omringt. Bij handvest
van Graaf Willem V, 9 April 1355, werden de twee kerkbuurten Enkhuizen en
Gommerkerspel vereenigd tot één stede onder den naam Enkhuizen,
die de gebruikelijke stadsrechten verkreeg.
Sindsdien nam de plaats allengs toe in beteekenis. De bewoners legden zich meer toe op de visscherij,
zeevaart en den handel; er werd binnendijks een haven gemaakt (de Havendijk) en ter verzekering der
veiligheid. begon men versterkingen aan te leggen. In de eerste helft der 15de eeuw kwam de buitenhaven
tot stand. Dat handel en zeevaart aanzienlijke voordeelen opleverden, daarvan getuigt de stichting
der beide groote kerken, die uit de tweede helft der 15de eeuw dagteekenen, terwijl bovendien veel
ten koste moest worden gelegd aan de versterking der stad, die niet alleen een handelscentrum was,
maar ook een belangrijk strategisch punt, hoewel zij omstreeks 1510 toch nog slechts 2400 communicanten
telde.
Toen Keizer Karel V de noordelijke gewesten onder één bestuur had vereenigd en daarmede
een eind gemaakt was aan den eeuwenlangen, vaak bloedigen strijd tusschen de bewoners van de verschillende
landstreken rondom de Zuiderzee, brak voor Enkhuizen een periode van snelleren groei en grooteren bloei
aan. In het midden der 16e eeuw voeren van hier reeds 160 haringbuizen uit ; nieuwe havens werden
aangelegd; in 1562 telde men er een 12-tal scheepswerven; koopvaarders voeren naar alle kusten van
Europa, tot zelfs het hooge Noorden. Het eerste schip, dat te Vardö in 1565 aankwam, om daar
handelsbetrekkingen aan te knoopen was afkomstig van Enkhuizen. Dirk Gerritsz en Jan Huygen van
Linschoten, twee burgers dezer stad, bezochten reeds vroegtijdig Voor-Indië en Japan, waar zij
enkele jaren doorbrachten. (1585-1589). Hun stadgenoot Barend Eriksz opende voor de Nederlanders in
1591 de vaart op de Guineesche kusten en aan de plannen voor het vinden van een doorvaart naar Indië
(1594-1596), verleenden Enkhuizer kooplieden en reeders hun medewerking. Het Zeekaart-boek van Lucas
Jansz Wagenaar (1584 v.v.) verkreeg een groote vermaardheid.
De toenemende omvang van de haringvisscherij, handel en zeevaart met aanverwante bedrijven waren
oorzaak, dat de stad in 1590 een belangrijke uitbreiding moest ondergaan. De oude stadsmuur, die den
kring, bepaald door Visschersdijk, Spaanschleger, Oude Gracht, Prinsenstraat en Paktuinen tot de haven
omsloot, moest geslecht worden, en een nieuwe vestingwal met zeven vijfhoekige
bastions, waarvan er
nog vijf den ouden vorm hebben, n.l. Hollandia bezuiden en Zeelandia benoorden de Koepoort,
Vriesland benoorden den Boerenboom, Stad en Lande bewesten en Nassau beoosten den
Oudegouwsboom, met breede vestinggracht en waterpoorten, werd aangelegd. Deze aanleg was ontworpen en
werd uitgevoerd onder toezicht van Mr. Adriaen Anthonisz, burgemeester van Alkmaar, die als
vestingbouwkundige een grooten naam had, en door die uitbreiding kwam er gelegenheid tot nieuwen
aanbouwen het graven van ruime diepe havens, die in 't midden der 19de eeuw zijn gedempt.
Door de drukke scheepvaart op de Zuiderzee genoot de stad groote voordeelen uit het z.g.
«Paalkistrecht», bij privilegie van Prins Willem I in 1574 aan Enkhuizen toegekend (te voren
in 't bezit van Amsterdam) als belooning wegens haar houding tegenover Alva's bewind in 1572, waarbij
aan de stad het recht was verleend om „paalgeld” (belasting voor den bakendienst) te heffen
van alle schepen, die de havens der Zuiderzee bezochten. Uit de opbrengst daarvan moest de betonning
en bebakening der Zuiderzee en de zeegaten worden bekostigd.
Bij de oprichting van de Oost-Indische Compagnie in 1602 nam Enkhuizen in het maatschappelijk kapitaal
van 6½ millioen gulden deel voor ƒ 536785, (Amsterdam ƒ 3674915, Zeeland
ƒ 1333882, Delft ƒ 470000, Rotterdam ƒ 177400 en Hoorn ƒ 266868).
De inleg van Enkhuizen in het kapitaal der West-Indische Compagnie (1621), waarvoor hier ook, evenals
voor de O.I.C. een Kamer gevestigd was, bedroeg 1/60 deel van 't kapitaal. Voorts nam Enkhuizen ook
deel in de Groenlandsche of Noordsche Compagnie (1614).
In de eerste helft der 17de eeuw kwam Enkhuizen tot grooten bloei, waarvan tal van aanzienlijke, nog
aanwezige gevels en gebouwen getuigen. Hoe groot het aantal inwoners in die periode was, valt niet
met juistheid op te geven. Uit verschillende gegevens kan worden vastgesteld, dat het zielental
toenmaals 25 à 30000 moet hebben bedragen.
In de tweede helft der 17de eeuw trad echter reeds het verval in. De groothandel en de scheepvaart
concentreerden zich hoe langer zoo meer in Amsterdam. De haringvisscherij leed groot nadeel door de
maatregelen van Engeland, Frankrijk en andere landen om den invoer van Hollandsche haring te
bemoeilijken en de reederij in eigen kring aan te moedigen. De concurrentie op 't gebied van handel
en zeevaart door naburige volken dwong tot aanbouw van grooter schepen, die op de ondiepe Zuiderzee
veel belemmering ondervonden, en voor Enkhuizen was het Enkhuizer Zand in de nabijheid der stad de
oorzaak, dat de grootere schepen een anderen vaarweg moesten kiezen. Trots de maatregelen, om met
inspanning van alle krachten en finantieële offers de vaarwateren naar de stad op de vereischte
diepte te brengen en te houden, zag Enkhuizen de vroeger zoo levendige scheepvaart verloop en en in
andere banen geleid.
De rijkdom, in de bloeiperiode verworven, leidde tot weelde en tot verslapping van den ondernemingsgeest,
en zoo werkten velerlei omstandigheden er toe samen, dat in de 18de eeuw Enkhuizen zienderoogen in
nering en bedrijf achteruitging. De bevolking verminderde jaar op jaar, de Fransche overheersching
bracht allergevoeligste slagen toe en in de 19de eeuw was Enkhuizen een droevig toonbeeld van verval.
Van 1736 tot 1836 rekent men, dat ongeveer 1600 perceelen werden gesloopt; omstreeks 1850 was het aantal
inwoners tot beneden 5000 gedaald.
Na 1850 begon er allengs eenige verbetering te komen en vooral de totstandkoming van de spoorwegverbinding
Zaandam-Enkhuizen (1885) met den veerdienst op Friesland is van grooten invloed geweest op de herleving
der stad. Het land- en tuinbouwbedrijf in Drechterland kwam tot hooge ontwikkeling, nieuwe cultures werden
ingevoerd, waaronder vooral genoemd moeten worden de zaadbloemen-cultuur en de bloembollen-cultuur. De
aardappelen en groentenmarkt bij het station Bovenkarspel-Grootebroek, en de bloembollen-veiling in
Bovenkarspel overtreffen in omzetcijfers in de jaren 1920 - 1930 die van alle veilingen in Nederland.
Ook kwamen in de laatste kwarteeuw verschillende industrieele ondernemingen tot stand.
Wat de toekomst in verband met de afsluiting en gedeeltelijke drooglegging der Zuiderzee voor Enkhuizen
zal opleveren, valt moeilijk te voorspellen. Volgens het daarvan gemaakte plan, zal na de algeheele
uitvoering zuidwaarts van Enkhuizen de blik weiden over den uitgestrekten Zuid-West-polder, welks
afsluitdijk een aanvang zal nemen bij den grens der stad en in O.Z.O.-lijke richting loopen. Bij het
aansluitingspunt aan den bestaanden zeedijk komen sluizen voor waterkeering en schutting, die toegang
geven tot een breede vaart, waarover het scheepvaart-verkeer van Amsterdam langs de Noordhollandsche
kustlijn naar het IJsselmeer zal gaan.
Maar in den sector oost- en noordwaarts behoudt Enkhuizen het vrije uitzicht over het water, het
toekomstige IJsselmeer.
Bevolking. De kadastrale grootte van Enkhuizen bedraagt 1208,1355
H.A. Op 1 Jan. 1932 telde de stad 9462 inwoners.
Na deze geographische, historische inleiding gaan wij over tot de aanduiding en beschrijving van
bezienswaardigheden en wat verder de aandacht van bezoekers trekt.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.