Bibliotheek » De Speelwagen » 1951 » No. 10 » pagina 305-312
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
6e jaargang,
1951,
No. 10,
pagina 305-312.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: Mr J. Belonje.
Slot
Van het eerder in dit artikel
beschreven obelisk-vormige soort komen nu verder in de omgeving van Alkmaar de navolgende stukken voor:
a. Juist in de knik en ten Noorden van de Vennewatersweg op de grens van de
gemeente Heiloo en Egmond. Deze paal was aan de Westzijde voorzien van een schildje, waarop, zoals
afbeelding no 6 laat zien, het wapen van Egmond, gekeperd (van goud en rood) van twaalf stukken en aan
de Noordzijde versierd met een ovale verhevenheid, waarop het wapen van het geslacht van Foreest gesteld
is: een schild, beladen met een dubbelgetande dwarsbalk, waarboven een helm, gedekt door een veelparelige
kroon; met dekkleden in de stijl van Lodewijk XV en als helmteken het bekende, overdwars geplaatste
ovaal, waarop het figuur uit het schild is herhaald. Beide wapens kunnen slechts betrekking hebben op
Egmond: het gekeperde wapen is ongetwijfeld dat van de dorpen van die naam, dus van de drie
„Egmonden”, althans van het baljuwschap en het wapen van Foreest moet dat van de toenmalige
Heer van de drie Egmonden en Rinnegom, jr Hercules van Foreest (1738-1793) voorstellen, al voerde
deze zijn wapen dan ook meestal vermeerderd met Egmond als hartschild1. Dat de paal aan de zijde van Heiloo geen enkel kenteken droeg, is wel
verwonderlijk, maar de oorsprong daarvan zal ook in dit geval wel weer in het een of ander (grens-)
geschil te zoeken zijn! —
afb. 6
In het voorjaar van 1940 is zij afgebroken om vervolgens, in ijzeren banden gevat naar de Zuidelijke
berm van de Vennewatersweg verplaatst te worden.
b. Liggende op de grond, gedeeltelijk bedolven onder het duinzand in de Piet
Heinstraat te Egmond-aan-Zee aan het Oosteinde van het plein. Op twee van elkaar afgekeerde tijden is
deze grenspaal voorzien van een schildje, respectievelijk dragende de wapens van Egmond (zie sub.
a.) en van Wimmenum (zie sub. 5).
c. Op een walscheiding tussen twee akkers bij het z.g. „Melkpad”,
vrijwel ten W. van het huis Beekvliet onder Egmond-aan-den-Hoef. Deze paal, oorspronkelijk geheel
gelijk aan de vorige, is op een even droevige wijze in behandeling genomen en „geschandaliseerd”
als de hiervóór sub. 5 beschrevene.
d, e, f, g, h en i. Aan het buurtje „Het Woud”,Wimmenum staat een
allermerkwaardigste groep van liefst zes gelijksoortige grenspalen van dit type: alle dragen aan de
Zuidzijde het wapen van Wimmenum en aan de tegenovergestelde zijde het wapen van de vrijheer van
Bergen-in-Kennemerland, van W.L. des H.R. Rijksgraaf van Nassau-Bergen. Er zijn er twee ten Oosten
afb. 7
van de Heereweg: de vlak naast de weg staande steen is zwaar beschadigd en in een ijzeren keurslijf
gehangen; hij heeft een vernielde kop. De meest landinwaarts staande is nog sierlijk en gaaf (zie
afbeelding no 7). De overige drie vindt men aan de Westzijde van de weg achter het huis no. 52 in de
opgang van het duin, nog in hoofdzaak op de plaatsen, die in de acten van de Alkmaarse notarissen van
1759 geregisteerd werden (zie bijlagen 2 en 3). In de laatste oorlog zijn enkele hiervan helaas als schietschijf gebruikt
en enige exemplaren zijn diep in het duinzand verzakt, maar zij zijn dan toch nog aanwezig en leveren
als „complex” zeker een unicum op, dat, als enig in zijn soort, ongetwijfeld verdient in
stand te worden gehouden! Van het zesde exemplaar, dat grotendeels vernield is, werd een trapje
gemaakt om het duin, dat hier steil omhoog gaat, gemakkelijker te kunnen beklimmen ...
k. Ten O. van de Heereweg op de gemeentegrens van Bergen en Schoorl. Deze
grenspaal voert aan de Zuidzijde wederom het reeds meermalen beschreven wapen van W.L. des H.R.
Rijksgraaf van Nassau-Bergen en aan de Noordzijde het wapen van Foreest (in dit geval alléén
het schild, dus zonder toevoegingen van helm, dekkleden, enz.), zijnde dat van Jr Mr Dirk van Foreest,
schepen, raad en burgemeester van Alkmaar (1729-1782) in zijn hoedanigheid van ambachtsheer van Schoorl
(en Camp).
afb. 8
l. In een duinvallei, enige honderden meters West van de Heereweg op dezelfde
gemeentegrens. De grenspaal, die geheel gelijk is aan de vorige, is uitmuntend geconserveerd, doch is
waarschijnlijk thans geheel verzakt en weggestoven onder het duin zand; ik heb haar tenminste al in
vele jaren niet meer terug kunnen vinden.
m. Op de Oostelijke berm van de weg onder de Hondsbosse Zeedijk tussen Petten
en Camperduin. Zoals ik hiervoor al bericht heb, zijn de aan weerzijden geplaatste schildjes in dit
geval respectievelijk van de woorden „Honds Bosch” en „Petten” voorzien. Dit
object is nogal sterk beschadigd en ook overigens weinig fraai.
Hiermede zijn wij aan het einde gekomen van de „Alkmaarse groep” en dien ik, teneinde
volledig te zijn, nog een aantal XVIIIe-eeuwse grenspalen op te sommen, die elders in ons Noorderkwartier
verspreid staan.
Nabij de plaats, waar tot voor enkele jaren de tol aan het Assummerhek stond en ook aan de straatweg
onder Wijk-aan-Duin terzijde van één van de in 1799/1800 aangelegde
„redoutenen-flèche” treft men twee XVIIIe-eeuwse grenspalen aan, voorzien van het
wapen van Deutz van Assendelft: de twee gekruiste houwelen
afb. 9
(met als hartschild het paard van Assendelft) onder een 9-parelige kroon. Met dit wapen verwijzen zij
naar de hierlangs lopende grenzen van de voormalige heerlijkheid Heemskerk, welke sedert 1694
toebehoord heeft aan dat bekende Amsterdamse bankiersgeslacht.2 Ik geef hierbij van één van deze stenen een schets
(afbeelding no 8). Helaas zijn beiden zeer ernstig verminkt door het niets ontziende verkeer. Een derde
exemplaar op het Hofland, aan de Hooger Hoflanderweg tussen Beverwijk en Heemskerk is voorzien van een
geheel nieuw bovengedeelte en in verband met deze modernisering acht ik mij van verdere beschrijving
ontslagen.
Voorts staat ook nog een fraaie vierkante grenssteen met rijke Lodewijk XV-versiering op de grens
tussen Heiloo en Limmen, aan en ten Oosten van de Rijkstraatweg ter hoogte van het voormalige
Limmertolhuis, die op de Noordzijde de inscriptie HEYLOO en op de Zuidzijde
afb. 10
het woord LIMMEN voert. Een zware achthoekige paal met een halve bol als bekroning3 is te vinden tussen Akersloot en Uitgeest in de hoek van
de Fielkerweg. Ook van dit laatste exemplaar is een schets gemaakt (zie afbeelding no 9). Van een nog
eenvoudiger en het meest, ook in latere tijd nog voor vele andere doeleinden gebezigde type4 is het eenvoudige paaltje aan de N.-zijde van de
Bankalaan te Beverwijk, aan het Westeinde dier laan (zie afbeelding no 10). Op de zijde geeft deze
voormalige grenssteen de niet meer bestaande gemeente Wijk-aan-Duin aan.
Wat de XIXe eeuw aan nieuwe grenspalen heeft opgeleverd, behoeft tenslotte onze aandacht niet meer,
maar ik zou hier, om te besluiten, één uitzondering willen maken voor het zware vierkante
exemplaar met een bovenstuk, rustende op vier bollen, dat op de grens tussen Hensbroek en
Obdam geplaatst is en dat het wapen van Obdam draagt. Blijkens het jaartal is dit in 1833 tot
stand gekomen, naar de smaak van de tijd der Romantiek bekroond door een uitbrandende fakkel, hetgeen
er wel eens op zou kunnen wijzen, dat het geheel bij een steenhouwer niet speciaal besteld, maar uit
voorraad gekocht is, waardoor het wellicht een eventuele bestemming als grafmonument is misgelopen!
Mr J. Belonje
1 Zo voerde van Foreest van Petten destijds het wapen van F. met als hartschild het wapentje van Petten
(de put) en van Foreest van Schoorl en Camp zijn wapen met het hartschild Schoorl (de rode leeuw).
2 Vgl. Joh. E. Elias „De Vroedschap van Amsterdam”, Haarlem 1900, blz. 630 e.v.
3 Op de Zuidzijde staat AKERSLOOT op de tegengestelde zijde UYTGEEST.
4 Van dit soort zijn ook de in 1753 geplaatste palen tussen de Zijpe enerzijds en Petten-Callantsoog
anderzijds. Dikwijls komt ditzelfde type in gehalveerde vorm in Friesland voor en ook meermalen
op het Joodse kerkhof te Muiderherg.
BIJLAGE 1
Limietsbeschrijvinge tusschen de Schoorlder en Berger duijnen gedaan ende vernieuwt den 28' november
1732, ten overstaan van de Hoogwelgeboren Heer Graaff Willen van Nassouw vrij heer der vrije heerlijkheijt
Bergen in Kennemerlandt etc: etc: etc: ter eene, ende de hoogEd: Heer Jonker. Dirk van Egmond van de
Nijenburg heere van Schoorl en Camp etc: etc: ----- ter andere zijde: ondergesz: Anthony de Lange
Schout van Bergen en Teunis Vader geadmitteerde Landmeter tot Schoorl in manieren als volgt.
Eerstelijk een paal staande aan de Heere Weg aan de hoek van de banheijninglaan raijende gelijk met de
sloot ten noorden van de voorsz: Laan sulx dat de gemelte sloot is blijvende onder de banne van Schoorl
en de banheijninglaan onder de banne van Bergen, sijnde de voorsz: paal aan de eene zijde geteijkent
met een roode Leeuw; wesende dit de eerste paal welke op de voorsz: Limietscheijdinge Staat.
Van dese eerste paal duijnwaards ingegaan ter Lengte van hondert en drie roeden raijende van 't west
na 't zuijden zeven grade ende aldaar de tweede paal gestelt, uijt welke Linie 't geregt van bergen
winkelregt te meten Staat agt roeden negen voeten, alles rijnlandse maat.
Van de voorsz. tweede paal dwars door duijn geraijt tot aan Zee toe Oost ende West vier grade na 't
Zuijden ende in deselve linie de derde paal tusschen de Noorduijnen en de Scheijdblenk.
Vervolgens in de voorsz: Linie de derde paal gestelt een weijning beoosten de voorsz: Scheijdblenk.
Wijders in de voorsz : Linie de vierde paal gestelt aan den voet van de voorsz: Scheijdblenk, ten
Westen deselve.
Vervolgens in de voorsz: Linie de vijfde paal gestelt aan 't oosteijnde van de greppel, voor desen in
sekere vlakte van de bovengenoemde Limietscheijdinge gegraven.
Ende aan 't West eijnde van de selve greppel mede een paal gestelt sijnde de seste paal.
Nog in de meer gemelte Linie de zevende paal gestelt een weijnig beoosten de Zeeduijnen.
Eijndelijk de agste paal gestelt in de voorsz: linie aan de Zeestrandt, makende alsoo dese 2e. 3e.
4e. 5e 6e 7e en agste palen een regte linie dienende tot scheijdinge van de voorsz: duijnen en
Zeevonderijen op de strandt, met welke palen deselve Limietscheijdinge van de BanheijningLaan af tot
in Zee toe is gedaan.
Aldus gedaan den 28' November 1732
en ten oirconde getekent
T. Vader.
BIJLAGE 2
No 607
Heden den 22e April 1759 compareerden voor mij Mr. Arent de Lange, openbaar en bij den Hove van Holland
geadmitteert Notaris, resideerende binnen de Stad Alkmaar, praesent de nagenoemde getuijgen, Cornelis
Wittebrood, Pieter Obedam, Dirk Cleverlaan, Pieter Cornelisz. Breedveld en Cornelis de Wit, alle burgers
en inwoonders der Hoge en Vrije Heerlijkheid Wimmenum, en van genoegsame ouderdom omme getuijgenisse
der waarheid te geeven, mij notaris bekend, dewelke bij deese ter requisitie van den Hoog Edele Geboore
Heer Mr. Jan Six Heere van Welgemelde Heerlijkheid Wimmenum, Heere van Hillegomen Vromade, Raad in de
Vroedschap der Stad Amsterdam &c-&c., verklaarden waaragtig te zijn:
Dat er al 't seedert veel jaaren, immers allang voor den jaare 1740, op de Heere weg tusschen de
Heerlijkheeden Wimmenum en Bergen over het erff van seeker Herbergje, nu genaamt de Nieuwe Lindeboom,
en thans in eigendom behoorende aan den Heer van Bergen, heeft gestaan een houte scheidpaal waarop
aan de Zuijdzijde stonde gehakt Wimmenum en aan de Noordkant Bergen, en dat na dato circa twee a drie
voeten benoorden de gemelde scheidpaal, en dus na de kant van Bergen, is geset een paal met een bord,
waarop iemand staat afgeschildert die gegeselt werd, en daar onder Straffe der Boomschenders, en welke
laatste paal met het bord nog actueel ter plaatse voorsz staat en aldaar ook nog gesien kan worden.
Verklarende de drie eerste Deposanten, dat de gesegde scheidpaal in desen jare en sulks nog maar eenige
weeken geleden van daar sijnde weggeraakt, sij deposanten deselve op gepasseerde Woensdag, sijnde geweest
den agtiende, en de twee laatste deposanten dat sij deselve op Donderdag de negentiende deeser in voege
en gehakt als boven is gemelt hebben vinden leggen agter de loods van het opgemelde herbergje de Nieuwe
Lindeboom en de deposanten gesamentlijk dat de meergemelde scheidpaal bij haar als doen sodanig is
bevonden dat dezelve nog veel jaaren in de grond hadde kunnen staan, en dus gevolgelijk notoir van
desselvs standplaats was uitgegraven off uijtgerood, en agter de gesegde loods van het gemelde herbergje
gebragt en weiders, dat de meergemelde Scheidspaal op de voornoemde Heereweg soodanig heeft gestaan,
dat dezelve in een regte linie stond en correspondeerde westwaarts met een steene scheidpaal, staande
nog actueel op het duijn tusschen de meergemelde heerlijkheden Wimmenum en Bergen en waarop dan de
Zuijdzijde staat gehakt het waapen der Heerlijkheid Wimmenum en aan de Noordkand het waapen der
Heerlijkheid Bergen, en Oostwaarts met een paal, welke heeft gestaan nabij het sogenaamde Capel, op
welke aan de Zuijdzijde meede stonde gehakt Wimmenum, en aan de Noordzijde Bergen, dog welke laaste
paal over eenige weken weegens verrottinge (soo als de deposanten meede bij inspectie was gebleeken)
bij de grond is affgebrooken, en het boovenend gebragt benoorden het voornoemde Capel, alwaar de
gesamentlijke deposanten bij deese verklaren hetzelve ten tijde boovengemelt meede in dier voegen te
hebben gesien en bevonden.
Eindigende hier meede deese hunne gegeven verklaringe, gaven zij deposanten voor reedenen van weetenschap,
het gunt voorsz is, te hebben gesien en ondervonden, voorts als in den text bereid sijnde al het zelve
(des noods) nader gestand te doen en met solemneele eede te bekragtigen.
Dat aldus passeerde binnen de stad Alkmaar voornt ter praesentie van Cornelis Molenaar en Gerrit van
Rijn als getuijgen.
(volgen de handtekeningen).
BIJLAGE 3
595 Not. Archief Gemeente Alkmaar.
Den 20 Augustus 1759 compareerden voor mij Pieter Groen, Notaris Publijcq bij den Ed. Hove van Holland
geadmitteert sideerende binnen de stad Alkmaar ter praesentie van de nagenoemde getuijgen De Heeren
Adriaan Vlaring, Willem Tromp en Claas Peereboom alle geswoore landmeters, de eerste wonende te Bergen,
de tweede binnen deze Stad, de laeste te Purmerende dog haer alle jegenswoordig alhier bevindende en
mij notaris bekend te kennen gevende, dat aen de twee eerste comparanten wel bij compromis tussen de
Hoog Edele Geboore Heer Willem Adriaan Graave van Nassau Vrij Heere van Bergen, Cortgeen &c:&c:
ter eenre En de Wel Edele Gestrenge Heer Abraham Burmannus Bailjuw van Wimmenum &c:&c: als last
en procuratie hebbende van de Wel Ed: Gestrenge Heere M: Jan Six, Vrijheere der Heerlijkheid Wimmenum
voornt zijnde deselve procuratie gepasseert voor de notaris Daniel van den Brink en zekere getuijgen
tot Amsterdam den 31 Maij 1759 en alzoo in die qualiteijt ter andere zijde, voor de notaris Willem
Lodewijk Ivangh en getuijgen tot Bergen den se Julij 1759 verleeden was gelaeten de decisie en uijtspraek
over het verzchil tussen de Heeren compromittenten onstaent wegens de Limietscheijding tusschen de twee
bovengemelte Heerlijkheeden van Bergen en Wimmenum en de jurisdictien van dien breeder bij den voorsz
compromisse vervat, waar toe ter deser werd gerefereert, dog dat zij twee eerste comparanten malkanderen
deswegen niet hebbende kunnen verstaan. de laesten comparant, vermogens de magt aen haer bij de compromisse
vooruit gegeven, neffens zig tot super arbite hadden geassumeert, dat zij comparanten vervolgens alsoo
te zaemen niet alleen hadden genomen oculaire inspectie, maar ook zeer naukeurig geëxamineert de
wederzijdse geproduceerde documenten, waer op ider zijn regt hadden gesustineert, en gemeent regtens
gefundeert te zijn en daar op gedaen deze haere uijtspraeke, zoo als zij verklaerden te doen bij dezen.
Dat de Paalen, die gestaen hebben op het Erff van t Capel en Heerewegh respective niet alleen rooijpaalen
maar ook limiet paalen zijn geweest, en dienvolgens dat op het erff van t Capel, twee roeden ses voeten
en drie duijmen Hontsbosch maat, besuijden de muur aen t Westeijnde van t Capel een Paal sal moeten
werden gestelt als mede een Paal aende Heerewegh en wel deze beijde Paelen in een regte linie met de
Steene Paal, staende op de kant van de Voorduijn.
Dat al het gunt bezuijden die en de andere Paelen van het Strand aff tot de voorsz Pael op het Erff
vant Capel toe, is gelegen, in het regt van Jurisdictie zal behooren onder de Heerlijkheijt Wimmenum
en al het geene daar benoorden is gelegen, zal behooren in het regt van jurisdictie onder Bergen En
dat al het overige dat gelegen is beoosten de Paal op het Erff van 't Capel staende, zal blijven in
het regt van jurisdictie, zoo als het tot heden toe is geweest bezeten en in agt genomen, zonder eenige
de minste verandering.
Dat al het geene door de Heer van Bergen ofte zijne Praedecesseuren die het regt van jurisdictie heeft
en bevorens hebben gesustineert en in possessie gehad tot aen de Banweg toe, en uijt dien hoofde op de
Heerlijkheidsgrond van Wimmenum is beplant, door zijn Hoog Ed: uijtterlijk voor den eersten May des
aenstaenden jaars 1760 zal moeten werden geamoveert en uijtgerooijt en het alzoo uijtgerooijde houtgewas
ditmaal na zig kunnen en mogen werden genomen zullende bij versuijm van zulks al dat beplanten aen den
Heer van Wimmenum in eijgendom komen te vervallen.
Dat ofschoon de landen en een huijs van de Heer van Bergen gelegen en staende bezuijden de vorengemelte
limiet scheijdinge tot aen de ban weg toe en dus in de Jurisdictie van Wimmenum volgens deze uijtspraak
bevonden gelegen te zijn bekent staan int quohier des Verponding tot Bergen, egter dezelve zoo maar
aldaar zullen blijven om geen verandering in het selve quohier te maaken en dien volgende ook, in cas
van verkoopinge van dien de transporten werden gedaen en geschieden voor den Geregte van Bergen voornt.
gelijk ook geenen lasten van de selve door die van Wimmenum zullen mogen werden gevordert maar alleen
subject blijven de betaling tot Bergen van die lasten die aldaer geheeven zijn off zullen werden en tot
nog toe aldaer zijn betaelt geworden
Dat de schouw over de Banweg strekkende van de Heereweg af tot aen de Capel toe die de Geregte van Bergen
tot heden toe hebben gehad, door die van Wimmenum zal moeten werden gedaen, en door haar ook zorg
gedraegen dat deselve behoorlijk worden onderhouden.
Dat het Bord aande lindeboom, daer de banweg aen de Heereweg komt, en waer op de keuren geëmaneert
op de Houtvesterije en Wildemisse over Bergen plagten geaffigeert te worden zal werden geamoveert, en
dat mits dien nooijt eenige keure off ordonnantien de Heerlijkheijt van Bergen concemeerende binnen
de Heerlijkheijt van Wimmenum zullen mogen werden geaffigeert.
En eijndelijk dat hier mede alle wederzijdse verschillen ter zaeke voorsz ontstaen, zullen zijn aff,
dood. en te niet met compensatie van costen.
En verklaerden de comparanten dat aen haer geen stukken zijn geproduceert geweest, dan die met behoorlijke
zegel waren gemunieert, ten minsten dat bij haer op geene, als op zodanige eenig reguard is genomen
geworden.
Dat aldus Passeerde binnen de Stad Alkmaar voornt. ter praesentie van Jan van Alen en Abraham van Haffen,
als versogte getuijgen.
A. Vlaring Jan van Alen A. v. Haffen |
W. Tromp | Claas Peereboom Pieter Groen Nots. Publ. 1759 |
Een trouwe hand, een stille blik,
Een vriend'lijk woord, een zachte blik,
't Is alles slechts een kleinigheid
Maar zegt vaak meer dan spraakzaamheid.
Jan Visser
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.