Archivering » De Speelwagen » 1951 » No. 10 » pagina 290-295
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
6e jaargang,
1951,
No. 10,
pagina 290-295.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: M. Zwaagdijk.
Als de tijd gekomen is, dat ieder een tikmachine in zakformaat bij zich zal dragen, dan zal de
historietikker zijn tijdgenoten vertellen, dat er vroeger een mooie kunst heeft bestaan n.l. die van
het schrijven.
Men deed dat met de veer van een gans, gespleten en aangepunt, gedoopt in inkt. En vooral de
schoolmeesters maakten er prachtige versierde letters mee en ze zwierden er mee over het oud-Hollandse
papier gelijk nu onze schoonrijdsters en -rijders over de ijsbaan. Door de uitvinding van de stijve
stalen pen is de schrijfkunst achteruit gegaan en toen de vulpen was uitgevonden en later de ball-point,
werd het schrift zo houterig en dikwijls onleesbaar, dat de uitvinding van de zak-tikmachine een ware
uitkomst gaf en de schrijfkunst verloren is gegaan.
Tot deze fantasie kwam ik, toen ik een prachtige verzameling herdenkingsbrieven waaronder
schrijfvoorbeelden uit vroegere tijd onder de ogen kreeg, een kostbaar en kostelijk bezit van Ir C.
Koeman te Westerblokker. - Deze collectie is dubbel en dwars waard, dat er de aandacht op wordt
gevestigd. Waarbij we dan meteen een kijkje krijgen op oude gebruiken. - In deze mooie verzameling
bevindt zich proefwerk van schoolmeesters, die solliciteerden naar een vacerende betrekking en dat
beoordeeld moest worden door dikwijls niet ter zake kundige regenten uit de 18de eeuw.
Het oudste blad is gedateerd Ao 1732. Met onnavolgbare zwier schreef de sollicitant in met prachtige krullen versierde
letters: „D E Reken-konst door Pieter van den Broeke, Ao 1732.” Hij lost twaalf sommen op volgens „Den
Averegten Regel”. Als voorbeeld één er van: „Soo men een kamer kan behange met 24 elle lake(!)
breet 2¼ elle hoeveel baaij(!) breet 1 7/9 elle Sal men moete hebbe om de Selve Daar mede te bekleede.” Zou
de burgemeester dit zelf door middel van „Den Averegten Regel” hebben kunnen oplossen?
Daar is schitterend proefwerk op het gebied van de „Schrijf-konst” van Dirk Keesman, schoolmeester te
„Oosterswaagdijk” „Actum den 3 Junij Anno 1792”. - Van Jan Pietersz, verlucht met de afbeelding
van een zwaan, getrokken met de pen, Anno 1775, één regel groot, één regel middel en verder
klein schrift. - Van C. Seman, schoolmeester te Barsingerhorn, die evenals de heer D. Keesman uit Oosterzwaagdijk
solliciteerde naar de vacante betrekking te „Sijbecarspel”, „den 27 Meij 1792”. Hij schrijft
eveneens met sierlijke, zwierige krullen: „O God gij zijt mijne verwachtinge van mijne Jeugd aan. Psalm 71.”
- Voor die betrekking leverde ook Frederik Zee, ondermeester te Velzen, een proeve van zijn schrijfkunst in op „den
3 Junij Anno
1792”. Voor dit examen te Sijbekarspel schijnen de sollicitanten op
verschillende dagen te zijn opgeroepen. Zulk schrift! op ongelinieerd
papier, zonder dat er één lettertje uit de band springt - daar hebben
de autoriteiten van Sijbekarspel wel met bewondering naar gekeken!
We komen nu tot een tweede groep. En ook daarbij ging mijn hart open.
Over de betuigingen van liefde van de kinderen tot hun familieleden;
over de beroepsliefde van die oude schoolmeesters, die deze kinderen bij
de mijlpalen in het jaar als Kerstmis, Nieuwjaar, Pasen, Pinksteren en
kermis meestal godsdienstige zegenwensen op rijm lieten schrijven, het
papier voor de kleinen eerst met potlood linieerden en het geheel met
prachtige krullen schitterend versierden. En dat, terwijl ze genoodzaakt
waren allerlei bijbaantjes waar te nemen, om hun gezin niet aan de
zwartste armoede prijs te geven. En ze voor grote klassen stonden of
liever zaten... om van te rillen! - Op deze gedenkdagen nu zegden de
kinderen voor de familieleden het vers op en presenteerden de schoon
versierde brief, waarna ze zeker wel door oom of peet of grootvader zijn
beloond geworden.
Dat dit gebruik vrij algemeen heeft bestaan, bewijst wel het feit, dat
in de handel prenten in 40 formaat daarvoor verkrijgbaar
waren.1 Het blanco gedeelte in 't midden, bestemd voor 't gedicht was
omringd door lofwerk, afgewisseld door bijbelse voorstellingen en
afbeeldingen uit het dagelijks leven uit die tijd.
Daar is b.v. een brief van Guurtje Zemijn te Zwaag, 12 Juni, 1826,
waarboven staat: „Kermis gift Aan mijn Eerwaarde Vader en
Moeder”, waarbij we kunnen zien, hoeveel de vroegere van de
hedendaagse gemechaniseerde kermis verschilt. Een rarekiek; een
stellage, waarop een kwakzalver de verzamelde menigte een brief met drie
zegels vertoont van wie weet welke „Keizer van China”, een potsenmaker,
koekverkopers, zangers met vliegende blaadjes, enz. Hier en daar een
kleurenplek van hard groen, blauw, geel en rood. Het procedé volgens
welke deze prenten werden gedrukt, ken ik niet.
Het gaat niet aan elk van deze 15 herdenkingsbrieven te beschrijven,
al zou ik ook die met de trekschuit en het jagertje en een ander met de
voorstelling van een bruiloft graag wat nader beschouwen. Alleen moet ik
u een idee geven van de soort verzen uit die tijd. Uit een „Kers
Brief Aan Mijn Eerwaarde Oom En Peet” van „U. E. D. W: Neef
Jn. F. Bakker”, oud 7½ jaar, schrijf ik het volgende over:
„Den Heijland tot ons Heijl gebooren
Schoon armlijk in een Beeste stal
En daar verschooven2 was van al
Is nogtans al van te vooren
Voorsegt verwagt gewenst van veele
Ja Koningen en Booden Gods
Maar het gesigtvan deese Vorst
Viel de Herders en niet hen ten deele.”3
Laat ik niet vergeten, dat er in deze collectie ook onbedrukte
zegenwensen zijn, zo mooi met sierlijke krullen en fantasievogels
gevuld, dat het een lust is er naar te kijken.
Het is een bekend feit, dat de West-Friezen allen van oudsher familie
van elkaar zijn. Daarom geef ik de namen van de jeugdige schrijvers en
en schrijfsters van deze brieven. Licht is er een van Uw voorvaderen
bij.
1. Jb C. Clay, 1796. 2. Pieter Jansz. Saal, z. j.4. Dirk Brands,
Spanbroek, 1810 en 1813. 4. Jan Brands, een schrijfproef uit Spanbroek,
1810. 5. Klaas Jansz. Schuyt, 1822.5 6. Krijn Brands, Spanbroek, 1801.
7. Dirk Klaasz. Stapel, 1812. 8. G. Zemein, z. j. 9. Pieter Koster,
Wijdenes, 1818. 10. Immetje Wouters, z. j. 11. Jan Sleutel, Zwaag, 1840.
Wat hebben wij onder invloed van de stadslucht onze goede oud-Hollandse
namen toch verdonkeremaand, als b.v. Meindert en Immetje,
enz. Of verbasterd: Geertje is Gretha geworden, Hendrik werd Harry,
enz. Maar hier vinden we ze nog ongerept terug.
Tot slot een derde groep uit deze collectie, waarover ik kort kan zijn.
Als met Nieuwjaar de krantenbezorger, de glazenwasser e.a. ons hun
kaartje aanbieden, dan verbinden we aan onze gave de gedachte, dat we te
doen hebben met een oude gewoonte uit de tijd, toen de nachtwacht, de
kruier, de porder e.a. hun gedrukte en berijmde Nieuwjaarswensen
aanboden. Die van 1840 en 1852 uit de hier beschreven verzameling
bestaan elk uit een gedicht van 18 verzen, waarin de zegen wordt
afgesmeekt voor de boer, de visser, de handelsman, de intellectueel, de
ouden van dagen, ja voor iedereen, zodat niemand zich had te
beklagen.
Blijde en droevige gebeurtenissen werden vroeger bezongen op kermissen,
op straat en marktplein. Een enkele keer nu nog. Zo bezit ik een
straatlied op de slag bij de Grebbeberg. In deze verzameling bevindt
zich een „Geestelyk Lied Op de Gelukkige Herstelling van Neerlands
Volk” en tevens „Op de Veertigste Verjaardag van Zijne
Doorluchtige Hoogheid, Prins Willem de Vijfde.” Hier worden we in
gedachte verplaatst naar de vinnige, soms venijnige strijd - zie de
schotschriften uit die tijd - tussen Patriotten en Prinsgezinden. Het
„Geestelyk Lied” heeft betrekking op de terugkeer van
Stadhouder Willem V naar Den Haag in 1787. En verder op zijn 40ste
verjaardag, een jaar later, en begint met
„Kom nu, al die Oranje mind
En laat uw Kaarsen branden.”
Het blad wordt bekroond door de leeuw in Hollands tuin en twee dragers
van een vaandel, waarop „Vivat Oranje”.
De onthoofding van Lodewijk XVI op 21 Jan. 1793 deed een schok door
heel Europa gaan. Een „Rouw Klacht” daarop herdenkt dit feit
in verzen op de wijs: „0 Holland schoon, enz.” beginnende met
de gewone aanhef van dergelijke poëzie:
Myn Landaenooten hoort myn aan
En luistert naar myn reden.
Het geheel door een rouwrand omgeven.
Daar is een” Treur-Zang” (met plaat) „Op de droevige
Akelige Toestand in de laatste Dag in het Jaar 1790”, waarin verhaald wordt,
dat er op oudejaarsavond zo'n dikke mist in Amsterdam kwam opzetten, dat
er vele mensen in de grachten zijn verdronken. - Op een grote brand in
Hamburg. - Op overstromingen (met plaat), begin Febr. 1825,
waardoor de Wormer, weer vol liep...
Och, beste voorouders, wij kennen dit alles heden in 't groot. We zijn
op 't bericht van dergelijke catastrophen - niet in poëzie, maar in
nuchter proza - geabonneerd door middel van krant en radio...
En hiermee sluiten we deze merkwaardige papieren voorzichtig en met piëteit weer in de oude doos.
M. Zwaagdijk
1 B.v. uit de collectie van Ir C. Koeman o.a.: „t'Amsterdam by de Wed. J. Ratelband en J. Brouwer, op de Rooze
Gragt Zuyd-zyde, in de Bybel-Drukkerye.”
2 In 't W.F. dialect is 't woord verschoveling = verschoppeling nog niet uitgestorven.
3 Zonder leestekens.
4 Pieter Jansz. Saal, gedoopt 19-8-1742 te Wognum, gehuwd met Trijntje Peereboom 3-11-1765.
5 En een van Klaas Jansz. Schuit, z.j. Dezelfde als boven?
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.