Bibliotheek » De Speelwagen » 1950 » No. 12 » pagina 368-370
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
5e jaargang,
1950,
No. 12,
pagina 368-370.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: H. M. van den Berg.
III
Venhuizen
De oude Nederlands Hervormde Kerk te Venhuizen is, in tegenstelling met die te Schellinkhout en
Ooster-Blokker, die in vorige artikelen besproken werden 1, niet meer geheel in de oude staat bewaard gebleven. De algemene opzet
van de kerk is een dergelijke geweest als in de beide genoemde plaatsen: een breed zgn. schip ging
door middel van een evenbreed dwarspand over in het koorgedeelte, waar in de middeleeuwen het altaar
stond. Het vrij lange schip werd vervolgens aan de westzijde voorafgegaan door een toren, zoals een
aardige tekening in het Rijksarchief te Haarlem, door C. Pronk, duidelijk toont. Het westelijk gedeelte
van de oude kerk benevens de toren werd echter in de vorige eeuw afgebroken, toen de ruimte te groot
geworden was en de kerk werd aan de westzijde voorzien van een nieuw torentje dat echter door de aard
van het metselwerk en de detaillering nogal uit de toon valt. Het opvallende van de kerk te Venhuizen
is nl. in de eerste plaats het zeer verzorgde en nog goed bewaarde muurwerk aan het oude koor en vooral
aan het dwarspand. Wat de kerk inboet aan aantrekkelijke ligging en verschijning van de weg af, vergoedt
zij wel zeer in de details voor wie haar nader wil beschouwen. De hoog oprijzende zijgevels van het
dwarspand, die slechts van het omringende met gras begroeide kerkhof af te zien zijn, zijn getooid met
fijn gedetailleerde nissen die het hoge smalle spitsboogvenster flankeren en die vergezeld gaan van
even verdiepte cirkels die de overblijvende gevelgedeelten vullen. Dit motief zagen we reeds te Oosterblokker,
doch een dikke pleisterlaag onttrok het metselwerk daar aan het gezicht. Hier kunnen we het muurwerk
onbedorven zien en waarnemen, hoe de architect, die de gevel naar Westfriese wijze in drie zones verdeelde,
de spaarvelden rhythmisch groepeerde en de kanten van de nissen met uitdiepingen en blokken natuursteen
verlevendigde. Vooral de noordzijde is rijk met blokken zandsteen versierd en heeft bovendien nog zeer
kleine ondiepe beeldnisjes die met een zandstenen baldakijn gekroond worden. Merkwaardig genoeg is de
zuidelijke gevel veel minder rijk bewerkt; misschien tooide men daarom de oostelijke muur van dit
dwarspand met een metselmozaïek in ruitvormen, waarvan niettegenstaande latere herstellingen met
gewone steen, het patroon nog te herkennen valt.
Ook het koor onderging reparaties, die het van de ondergang redden. De vensters zijn zelfs geheel met
bakstenen stijlen en vulling voorzien. De oude vulling is in één venster zuiver bewaard,
daar dit vroegtijdig gedicht werd. De tracering bestaat daar uit grote zgn. visblazen, die mede met
andere kenmerken bewijzen dat het koor niet veel ouder dan het einde van de vijftiende eeuw kan zijn.
Ook de andere delen van de kerk stammen uit die tijd, waarvan de klok, die in het torentje hangt,
getuigt in zijn opschrift: O Mater Dei Memento mei O Sancta Emerentiana ora pro nobis, Gerhardus de
Wou me fecit MCCCCC, hetgeen betekent: O Moeder Gods, Gedenk mijner, O Heilige Emerentiana bid voor
ons. Gerhardus van Wou goot mij 1500.
De Heilige Emerentiana of beter Emerentia, een heilige vrouw die in de vierde eeuw te Rome stierf en
aan wie de kerk gewijd is, wordt inwendig op een thans weinig in het oog lopende plaats voorgesteld.
Zij ziet, in gezelschap van drie der Evangelisten, van de hoogste hoeken der muren neer in de kerk en
wordt weergegeven met de stenen in de arm waarmede zij gemarteld zou zijn. De beelden, die op dezelfde
plaats reeds in Schellinkhout en Oosterblokker vermeld werden, doch die daar niet van bijzondere
schoonheid waren en door hun geringe afmeting nauwelijks in het oog vielen, zijn hier goed gesneden in
eikenhout en door baldakijns bekroond. Ongetwijfeld waren ze vroeger in kleuren geschilderd en vormden
een aardige, in de constructie opgenomen versiering. In het koor, dat thans helaas door een schot is
afgesloten en behalve voor consistorie, voor allerlei minder gewijde doeleinden dienst doet, worden
nog een viertal dergelijke beeldjes gevonden, hoewel zeer onderkomen en bijna geheel vergeten. Hopelijk
worden ze eens weer in het volle daglicht gesteld, wanneer de kerk een welverdiende restauratie tegemoet
gaat. Fraai zal dan het houtwerk van de kap, de trekbalken en beeldjes, tegen de gladde gewitte muren
uitkomen. De preekstoel die in het snijwerk het wapen van Venhuizen vertoont en in 1698 gereed kwam,
zal dan een waardiger omgeving vinden, evenals het doophek met de reeksen geslingerde spijltjes en de
koperen doopboog, die met de zware koperen voorzangerslezenaar en de blaker en het koperwerk aan de
preekstoel, alle uit het einde van de Gouden Eeuw dateren.
H. M. van den Berg
1 Speelwagen 1949, p. 136 en 263.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.