Bibliotheek » De Speelwagen » 1950 » No. 9 » pagina 274-278
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
5e jaargang,
1950,
No. 9,
pagina 274-278.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: C. Druif.
In de Speelwagen
van April '49, blz. 115, gewaagden we van enige wapens die, hoewel „sprekend”, in hun
symboliek toch onjuist zijn. Nu was het in 't begin van de vorige eeuw — om juist te zijn:
naar aanleiding van het desbetreffend besluit van de Souvereine
Vorst, van 5 Januari 1815 — dat
de in 1814 ingestelde Hoge Raad van Adel alle steden, dorpen, districten, corporaties enz. opriep om
een afbeelding van hun wapen ter registratie in te zenden, of, zo ze er geen hadden maar wel een wensten,
hun „consideratiën” daaromtrent. In die tijd dan, was het er zo mee gesteld dat elk
wapen of wapenontwerp zoals het werd aangeboden ook werd toegestaan, en alzo geregistreerd. Het is dus
niet zo'n wonder, dat men onder de gemeentewapens zulke eigenaardige specimina aantreft. De vreemdste
resultaten hadden wel de pogingen om een z.g. sprekend wapen samen te stellen. Een zeer vreemd wapen
als dat van Hensbroek zou nu niet meer verleend worden, daar thans elk wapen volgens heraldische regels
samengesteld en historisch verantwoord moet zijn. Van de juistheid der wapen kleuren trok men zich
destijds ook bitter weinig aan. Zond een gemeente als afbeelding van het wapen, een zegel in waarop
de kleuren en metalen niet, of onduidelijk waren aangegeven, dan sleurde de Hoge Raad ze zonder meer
door het blauw-goud-rijkskleurensop. Vandaar de zeer vele wapens met gouden figuren op een blauw veld.
Dit ter inleiding, en dan bekijken we even het wapen van Harenkarspel.
De Hoge Raad van Adel hoorde misschien in dit woord het begrip „haring”; althans op 22 Oct.
1817 verleende dit achtenswaardig college aan de gemeente Haringcarspel het hierbij afgebeelde
wapen. De haringen in 't eerste en vierde kwartier van dit wapen slaan, hoe aardig ze 't overigens
„doen” in aesthetisch opzicht, als de bekende tang op 't varken. Want, van huis uit is
Harenkarspel eigenlijk 's Heeren Kerspel en de overige kwartieren en 't hartschild herinneren
vermoedelijk aan de geslachtswapens van de „Heren” die in dit kerspel de lakens hadden uit
te delen. Het „sprekende” van de haringen in dit wapen is dus maar zeer betrekkelijk!
Een der meest bekende wapens in onze contreien, nl. dat van Hoorn, laat óók de naam
„spreken” en wel op twee verschillende manieren, t.w. doorde wapenfiguur op het schild,
èn door de schildhouder, een „van goud gehoornde, gemaande, gebaarde en gevlekte, zittende
éénhoorn van rood”. Beide figuren interpreteren de naam onjuist, want Hoorn
(of „horn”, ook in Avenhorn enz.) heeft nóch met jacht-, post-, wald- of andere
hoorns, noch met gelijknamige dierlijke extremiteiten iets te maken, maar duidt het geographische begrip
„hoek” aan. Een blik op de kaart verduidelijkt dit volkomen. Alzo heeft het Hoornse wapen
twee hoorns te veel en een hoek te weinig! Het moge echter de Horinezen tot troost strekken, zij het
dan een schrale, dat in meerdere gemeentewapens dergelijke misverstanden vastgeroest zitten.
In juiste betekenis wat naam betreft, spreekt het wapen van de
gemeente Sint-Maarten, dat als meerdere Nederlandse gemeenten, de heilige van die naam als gouden
figuur vertoont op een veld van blauw (Rijkskleuren dus weer!) en wel in de bekende voorstelling van
Martinus, die van zijn mantel de helft afsnijdt voor de om hulp smekende bedelaar.1 De legende zegt, dat Jezus, met die halve mantel gedekt, aan Martinus
verscheen en hem toesprak: „Wat gij dien armen broeder deedt, hebt gij Mij gedaan.” De
heidense Martinus was hierop tot het Christendom overgegaan. Hij werd later bisschop van Tours, verwierf
grote roem en werd na zijn dood heilig verklaard.
Sprekend is in dezelfde zin het Monnikendamse wapen, in zilver een monnik in natuurlijke kleur en kleren,
een knots dragende op de schouder en staande op een terras van groen. Ter plaatse moet in, of omstreeks de tweede helft der 14de eeuw een
klooster van de Franciskaner orde, St. Salvator genaamd, gestaan hebben, waaraan dit wapen de herinnering
levendig houdt. Vóór dit wapen heeft Monnikendam nog een ander gehad, welk wapen evenals
het huidige, hierbij als afbeelding gaat. Een gedeeld schild met links2 de „swaane van Waterlandt” en rechts het wapen van Jan Persijn,
heer van Waterland en tot 1282 heer van Amstel, — zijnde „gedwarsbalkt van goud en blauw
van zes stukken, de gouden banen beladen resp. met 4, 3 en 2 verkorte Sint-Andries kruisen van rood”.
In het wapen van Akersloot, dat al eerder werd afgebeeld,3 bleef een oude woordvorm bewaard. Eikels werden vroeger, en mogelijk hier
en daar nòg wel, „akers” genoemd. Ook hier dus een sprekend wapen evenals dat van
Abbekerk.4
Links: Het vorige wapen van Monnikendam
(met voorbehoud van de juistheid van links en rechts)
Na de beschouwing van enkele sprekende wapens zullen we even het gemeentewapen van Wormer bezien en hier vinden we allereerst een historische bijzonderheid. Op een veld van blauw zien we hier een baardig manshoofd van goud (alweer Rijkskleuren dus!). Beweerd wordt, dat dit het hoofd is van een Friese krijgsoverste, die in de grijze oudheid het loodje moest leggen voor de onvervaarde Wormer burgers. Graaf Floris V moet dit dermate geapprecieerd hebben, dat hij hun het recht verleende, het aanschijn van de baardige Fries als hun wapen aan te nemen en te voeren. Het Kerkzegel van de gemeente Wormer geeft, volgens dr. E. Laurillard, aanleiding tot een geheel andere lezing, die alle krijgshaftigheid wegvaagt. De kop in kwestie zou dan nl. de Christuskop op de Veronicadoek zijn. Het Evangelie verhaalt, dat aan Jezus op zijn tocht naar Golgotha door een zekere Veronica een doek werd toegereikt, om zich 't gelaat mee af te wissen. Tot haar beloning zouden op de doek Jezus' gelaatstrekken afgedrukt zijn blijven staan. Het randschrift van bedoeld Kerkzegel luidt: „Christus is het Hooft der gemeynte”.
Het wapen van Purmerend heeft ook een historisch tintje. Het vertoont op een zwart schild drie zilveren weerhaken. (In de bezettingstijd was men weleens geneigd deze figuren scheef aan te zien, daar ze op het zeer impopulaire embleem van een zeer „volks” partijtje geleken. De wolfsangel evenwel heeft ter halver lengte een kort dwarsstaafje). Deze weerhaken maken deel uit van het wapen van Willem Eggert, heer van Purmerende, stichter van de Nieuwe Kerk in Amsterdam, waar men de weerhaken kan zien in een der kwartieren van Eggerts familiewapen. Vóór het begin der 15de eeuw voerde Purmerend een koggeschip als wapen en omstreeks 1415 werden in de wimpels van dat schip drie spekhaken afgebeeld. Van lieverlede liet men het schip, (in overdrachtelijke zin dan!) varen en bleven de haken over. Boze of afgunstige tongen beweerden wel, — doch bevestigd is het niet — dat de haken slagershaken waren en aldus op Heer Eggerts burgerlijke afkomst zouden wijzen... Voor 's heren Eggerts nagedachtenis eervoller (maar evenmin zeker) is, dat Paus Adriaan die 't zelfde wapen gevoerd moet hebben, een afstammeling der Eggerts zou zijn!
Zo zou er nog wel meer te vertellen zijn over veel gemeentewapens in het Speelwagengebied, maar het lijkt ons nu weer welletjes en dus — als tenminste de voerlieden 't goedvinden — maar weer tot een volgende gelegenheid !
N.B. De wijsheden in dit pennevruchtje zijn ontleend aan: „Nederl. Heraldiek” en
„Wapens, vlaggen en zegels” van T. v.d. Laars, en uit „Iets over onze gemeentewapens”
van Dr E. Laurillard.
Tekeningen vrij naar afb. van T. v.d. Laars en uit het album „Nederlandse Gemeentewapens”.
1 Deze voorstelling behoort op een z.g. „losse grond” te staan; de afb. is daarin onjuist.
2 Met voorbehoud van de juistheid van heraldisch links en rechts.
3 Jrg. 1949 blz. 181.
4 Jrg. 1949 blz. 311.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.