Bibliotheek » De Speelwagen » 1950 » No. 3 » pagina 95-96
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
5e jaargang,
1950,
No. 3,
pagina 95-96.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: T. R. Mulder.
De Hoornse portretschilder Jan Albertsz. Rotius door B. J. A. Renckens: Nederlandsch Kunsthistorisch
Jaarboek 1948-1949, D. A. Daamen's Uitgeversmaatschappij N. V., 's-Gravenhage, 1949.
De heer Renckens is zijn vaderstad niet vergeten. Integendeel, werkzaam aan het Rijksbureau voor
Kunsthistorische Documentatie te 's Gravenhage, dient hij haar, door met vrucht studie te maken
van de kunstenaars, die Hoorn in de 17e eeuw opleverde. In de „Kunsthistorische Mededelingen”
van genoemd Rijksbureau, van 1947 en 1948, verschenen reeds artikelen over de schilders Jan Linsen en
Abraham Liedts en thans behandelt de auteur in het Kunsthistorisch Jaarboek de Hoornse portretschilder
Jan Albertsz. Rotius.
In de titel van het artikel ligt een beperking opgesloten: Mr H. F. Wijnman schreef in 1930 in Oud
Holland reeds over Jan Albertsz. en zijn zoon Jacob Rotius als schilders van stillevens. Maar mede
hierdoor was een behandeling van Rotius als portretschilder wel zeer welkom geworden. En voor ons te
meer omdat het West-Fries Museum een belangrijk deel van Rotius' portretten bezit of in bruikleen
heeft.
Door mededeling van de door archiefonderzoek bekend geworden gegevens zet de schrijver Rotius in zijn
tijd en omgeving voor ons neer. Jan Albertsz. is in 1624 te Medemblik geboren, trouwt daar in 1643 met
Maertie Ambrosius van Hoorn. Daar, in Hoorn, gaat het jonge paar wonen, waar in de Muntstraat, op het
Noord, bij het Hoofd en later weer op het Noord het gezin groeit. Enige dagen, nadat hij zijn testament
heeft gemaakt, sterft Jan Albertsz. in October 1666. In de Grote Kerk wordt hij begraven, Rotius, waarvan
Houbraken getuigde: „Hij was een man zedig in zijn gedrag en naarstig in zijne oefening.”
Dan wordt het probleem gesteld, wie de leermeester van Rotius kan zijn geweest: de schrijver ziet niet
alleen van der Helst achter de Hoornse schilder staan, doch wijst op mogelijke invloed van A. Cuijp.
Hoe dit ook zij: de dan volgende bespreking van Rotius' portretten, schutterstukken en andere groepen
doet de schilder alle recht wedervaren. Foto' s illustreren de ontwikkeling van het portret bij Rotius.
Wij leren de samenhang kennen van het ons bekende werk met de stukken, die reeds lang uit hun oorspronkelijke
Westfriese omgeving zijn verdwenen.
Bij de bespreking van de schutterstukken (alle in het West-Fries Museum) wordt aangetoond, hoe het
provinciale talent voor zijn composities steun zocht en vond bij de oplossingen, die de grote meesters
in Amsterdam gevonden hadden. Elementen van Govert Flinck, van van der Helst vooral, en van Rembrandt,
aan wie hij voor zijn schutterstuk van 1655 de figuur van kapitein Banning Cock ontleent, zijn door
Rotius op eigen wijze verwerkt, kleurrijk en degelijk. De heer Renckens wijst zo voor verschillende
groep-portretten de illustere voorbeelden aan, waarbij hij toch de eigen aard en het - zij het kleiner
- meesterschap van de Hoornse schilder blijft respecteren.
Voor het z.g. Regentenstuk in het West-Fries Museum vindt de schrijver niet alleen verwantschap met
schilderijen van van der Helst en van Loo: hij maakt ook waarschijnlijk, dat de geportretteerden geen
regenten zijn, doch overlieden van de Oude en de Nieuwe Doelen. Knap recherchewerk!
Tenslotte werden de 105 portretten, groepen en schutterstukken van Rotius, en die welke aan deze
schilder worden toegeschreven, in een catalogus verenigd, die achter het artikel werd afgedrukt.
Met deze gedegen studie heeft de heer Renckens belangrijk bijgedragen tot onze kennis van het
kunstenaarschap in West-Friesland in de 17e eeuw.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.