Bibliotheek » De Speelwagen » 1950 » No. 3 » pagina 83-85
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
5e jaargang,
1950,
No. 3,
pagina 83-85.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: J. L. Lutjeharms.
Toen vanwege het waterschap de Banne en Polder Schagen enige jaren geleden werd overgegaan tot het
bouwen van een gewapend betonnen brug in de Tolkerdijk, in plaats van een gemetselde, hadden wij het
vermoeden dat we wel iets meer te weten zouden komen van vroeger eeuwen. Het kwam uit ook. Reeds bij
het maken van de bouwput in de Zijtwint1, eertijds
dienende tot waterkering van de nogal eens boosaardige Witsmeer2, werd veel aangetroffen in de bodem, dat onze aandacht dubbel en dwars
verdiende. De brug werd gebouwd op een plaats, die reeds door de Graaf van Holland in diens leenbrief
aan Heer Johan van Egmont werd genoemd „'t groote Scheert van Imkelandt”
(15 Mei 1421)3. Door overlevering heet het land
ter plaatse nog steeds Imkeland en is
eigendom van de voormalige Dijkgraaf van de Polder Schagen, de heer K. Wit. Hoe kwam men toen aan de
naam Imke-Iand? We vinden deze naam in ons gewest meerdere malen en ook in Enkhuizen werd in 1401 in
een handvest reeds Imke-horn, ook wel Immerhorn genoemd4.
Men meent, dat deze naam aan een vrouwspersoon zou zijn ontleend. Wij kunnen deze lezing niet delen,
want het is wel toevallig, dat landen met deze naam aangeduid, allen ten tijde van het noemen buitendijks
lagen, althans ver in het water. Het heeft o.i. niets te maken met een vrouwspersoon, die de naam
„Imke” voerde. Wij zien in deze naam de aanduiding van „iets groots” d.i. een
onmetelijke (grote) in het water vooruitspringende hoek lands5.
Deze verklaring is ook de meest aannemelijke, als men de situatie ter plaatse in ogenschouw heeft
genomen.
De meergemelde Zijtwint wordt op geografische kaarten meestal aangegeven als Zijdwindscheweg en is in
de wegenlegger bekend, voor wat betreft het gedeelte in de polder Schagen, als Tolkerdijk. Beide namen
zijn in feite onjuist maar aan de volksaanduiding ontleend. Tolkerdijk heeft men ontleend aan het gehucht
de Tolke, welke naam ontstaan zal zijn door de Tol, die daar geheven werd van de scheepvaart, tussen
de polder Schagen en de Witsmeer. Zo hebben de Schepenen, Raden en Burgemeesteren der Stede van Schagen
aan de toenmalige Jan Gheeff, priester en pastoor der parochiekerke te Schagen gegeven twee raden of
wielen aan de Overtoom, „die Tolke” genaamd, in de Zijdwint liggende, en goedgevonden dat
deze Priester daarvan Tol mocht heffen. (15 Dec. 1474)6.
Restanten van deze „overtoom” werden in de bouwput blootgelegd en ook van de daar ter plaatse
in de 16de eeuw gemaakte „verlaat”. De overblijfselen van deze werken waren legio en daaruit
bleek, dat onze voorvaderen een grote mate van zekerheid namen. Voor de „overtoom” heeft
men gebruikt eikenhouten balken, zwaar 30 X 30 en 25 X 25 cm. Voor de latere sluis als onderslagbalken
voor de vloer 20 X 20 cm, terwijl aan weerszijden voor de sluis in de Witsmeer remmingwerken stonden
van palen 25 X 25 cm. De zijden van de sluis zwaar rond 30 cm hout en op een afstand van 75 cm hart
op hart waartegen schotwerk was gespijkerd. De kopdamwand van de sluis, ten behoeve van onderloopsheid,
maakte men eveneens van eikenhout van delen ter dikte van 6 cm en ter breedte variërend van 25-45
cm. Een geheel houten sluis dus. Men kon echter later ook wel knoeien. Want toen de verlaat overbodig
werd in de 17de eeuw door het droogleggen van de Witsmeer of Schagerwaard (1630-1632) en men de sluis
ging verleggen van de Tolke naar de Ringvaart op de plaats waar hij thans nog aanwezig is, heeft men
de oude muren van de sluis gebruikt om de keermuren en vleugels voor de nieuwe brug op te bouwen. De
respectievelijke aansluitingen heeft men toen maar gemaakt van... grond, en er overheen een rollaag
gemetseld.
Bij de uitvoering van al deze werken in de loop van de eeuwen spreekt het haast vanzelf, dat men wel
eens iets verloor. Gevonden werden talrijke scherven van kannen en potten vanaf de middeleeuwen tot
heden. Jammer was dat geen enkele meer volledig kon worden gereconstrueerd. Restanten van zgn.
baardmannetjes legio. Aan munten werden gevonden: een koperen muntstuk uit 1690, waarop het Zeeuwse
wapen met als randschrift „Luctor et Emergo”; koperen munt van 1765 D. Gelriae; een koperen
munt met gaatje, opschrift onleesbaar: een Belgische munt uit 1832, twee Nederlandse munten uit 1827.
In het diepste gedeelte van de bouwput d.i. 2,90 minus NAP of 2,45 m beneden het maaiveld werden enige
zwerfstenen gevonden van graniet en zandsteen. De eerste vermoedelijk uit Finland, behoort tot het
kristallijn gesteente, de tweede uit Uppland ten Noorden van Stockholm, behorende tot de sedimentaire
gesteenten. Hoe deze hier gekomen kunnen zijn is duister. Waarschijnlijk met een vroegere waterstroom
meegevoerd en hier ter plaatse afgezet.
Voorts werden een aantal kleine aarden pijpjes aangetroffen, waarvan er enige lagen onder de onderste
slagbalk van de voormalige sluis, gebouwd in de 16de eeuw. Zo hebben we uit deze bouwput een groot
aantal pijpjes kunnen verzamelen van allerlei maaksel en grootte.
Door het graven van de bouwput ontstond uiteraard een prachtige doorsnede van de dijk. En wat zagen we
nu? Dat de eerste dijk maar zeer klein en laag geweest is, kruin 20 cm - NAP. Later vergroot en verhoogd,
met ervoor een grote rietschoot. Hieroverheen heeft men de latere dijk gelegd, die de woelige Witsmeer
binnen haar oevers moest houden tot 45 + NAP. Dat dit niet altijd even gemakkelijk is geweest getuigen
de vele wielen en poelen, die langzamerhand weer gedempt, maar nog duidelijk waarneembaar zijn in het
landschap. Aan al deze ellende kwam een einde toen in 1630-'32 de Schagerwaard werd drooggelegd en in
vruchtbaar land omgezet. Opnieuw was toen een stuk land van enige honderden bunders van de waterwolf
afgenomen.
Tot zover de bouw van de Tolkerbrug. Ook bij de later gebouwde bruggen kwamen zeer mooie geschiedkundige
vondsten aan de dag, waarover wij misschien te zijner tijd nog wel eens iets zullen mededelen.
J. L. Lutjeharms
1 Ook wel Zijtwende, Zijtwendinge: grens, ringdijk, zijde. In een charter van 1277 lezen we. „Wij
hebben goet gevonden te setten enen streeck landts ofte ommeganck van enen dyck in 't gemeen genoemt
Zijtwint.” Van Mieres, I 389.
2 Withmere genoemd in het jaar 1250 (Oorkondenboek).
3 Eigen archief No 258.
4 D. Brouwer, Enkhuizen. Aantekeningen uit het verleden, Deel I, 1946.
5 C. Meijers Woordenschat, 8e druk 1720. van Dale 1948 779.
6 Eigen archief No 259.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.