Bibliotheek » De Speelwagen » 1950 » No. 1 » pagina 22-24
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
5e jaargang,
1950,
No. 1,
pagina 22-24.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: D. Kamp.
In de Noordhollandse Arcadia van Claes Bruin (1732) lezen wij op bladzijde 164:
Scharwou (aan de Westfriese Zeedijk, tussen Berkhout, Grosthuizen en Schardam: — In het jaar 1394
stond hier al een kerk, dog buitendijks, welke door het water overstroomd zijnde, begaf zig dit dorp
met haar kerkelijke cieradiên onder het opzigt der Hoornse Kerke en bleef daar tot het jaar 1440,
wanneer zij weder een kerk bouwde en van Hoorn afscheidde: — In het jaar 1408 onderwierp het zig
aan 't Hoornse rechtsgebied, waaronder het nog behoort, — Swaare watervloeden heeft dit dorp
ondergaan, als in de jaren 1508, 1514 en 1675, in welke laatste by het swarte kerkje (verstaat Scharwou)
in de dyk een gat brak, lang Dertig Roeden en ook zooveel voeten diep. — In het Kerkelijke was
Scharwou van het jaar 1578 tot 1669 gevoegt met Berkhout, wanneer het daarvan afgescheiden wierd en
een Predikant voor zig alleen verkreeg…
En de Nieuwe Hoorse Kroniek vertelt ons, terwijl de geschiedschrijver Beekman het bevestigt:
In de herfst van het jaar 1394 joeg een schrikkelijk zware storm het Zuiderzeewater op tot ongekende
hoogte en vlak voor het dorp Scharwoude brak de Westfriese dijk door en een groot aantal behuizingen,
benevens kerk en toren werden totaal weggespoeld; deze ramp gebeurde gelukkig des morgens om acht uur,
zoodat geen mensenlevens verloren gingen, — De sterk gehavende dijk was niet meer in de vorige
staat terug te brengen, maar werd 200 Meter naar binnen verlegd: De vrome Scharwouers hadden hun schoon
Mariabeeld weten te redden; het is 46 jaar lang als kostbaar reliqui bewaard in de Kerk te Hoorn op de
Nieuwstraat, waar ook de Scharwouers iedere week weer hunne Kerkelijke plichten vervulden.
In het jaar 1508 werden weer twee doorbraken gemeld in de dijk tussen Hoorn en Scharwoude en volgend
jaar weer eene; dit gebeurde te middernacht, zoodat negen mensenlevens verloren gingen.
De winter van 1520 op '21 verliep geheel zonder sneeuwen ijs; vroeg voorjaar was er zooveel haring in
de Zuiderzee, zoodat de Scharwouers het zeebanket zoomaar bij netten vol over de dijk sleepten, —
Daarentegen was het jaar 1540 zoo droog, zoodat alle gras verdorde en de veestapel geteisterd werd en
sterk gedund door allerlei besmettelijke ziekten.
Gedurende de Spaanse tijd gedroegen zich de Scharwouers als ware helden en trouwe Oranjeklanten; toen
de Graaf van Bossu in 1573 met zijn vloot bij hen in de buurt dorst komen en voor Hoorn verscheen,
verschansten zij de Hoornse wallen, door er de dure haringnetten in te stampen; bij en na de slag op
de Zuiderzee (toen Jan Haring er het leven bij had ingeboet) bleken de robuste Scharwouers zich danig
te hebben geweerd: — De Scharwouer klok had dagen en nachten aan elkaar geklept, ja, als eerbiedige
hulde aan de held van de Diemerdijk, maar ook voor de gevallenen, waarvan de kruisen op het kleine net
onderhouden kerkhof aan de dijk getuigenis gaven.
Toen na de dijkdoorbraak tussen Scharwou en Schardam in 1675 geheel Noordholland weken lang als verdronken
lag, cholera onder de bevolking en pest en longziekte onder de veestapel onze streken teisterden, toen
lieten alle Scharwouers de primitieve veestapel voor wat er van zou komen en trokken er met de goed
geteerde kubboten op uit, niet alleen op de Zuiderzee, maar zelfs onder de Engelse kust (van de Doggersbank)
daar haalden ze de kabeljouw vandaan: Ja, in de herfst en met vorstweer, wanneer de bot op de Zuiderzee
geklopt werd, dan klepte de Scharwouer klok de gehele nacht door, dan losten de Franken's, man en vrouw,
elkaar om de twee uur af: Want godsdienstig uiteraard waren de robuste vissers; als 't maar half geplooid
kon worden, des Zaterdagsavonds voor de wal en naar de kleine, goed onderhouden kerk, welke een tiental
jaren na de ramp van 1675, toen ze maanden lang omspoeld was geweest, aan alle zijde grondig was gerestaureerd.
Oranjegezind, vraagt gij? Luister slechts: — Toen in 1815 (na de slag bij Waterloo) heel Amsterdam
danste om de Vrijheidsboom, toen waren het in de voorste rijen de Scharwouers, die boven allen uit
jubelden: „Vivat-Oranje, Hoezee: weg met dat Franse vee”.
Je moest eens kennis komen nemen van de aantekeningen van mijn eigen overgrootvader Jan Kamp, die in
die tijd te Scharwou een boerderij dreef, hoe zijn Scharwouers op de 13'n Juli 1841 de Prins van Oranje
begroetten en bejubelden, toen Zijn Excellentie met groot gevolg de Zesstedenweg passeerde; hoe een
kostelijke mooie erepoort zij hadden opgebouwd, hoe het verloop van de feestvergadering was geweest,
die ter voorbereiding was georganiseerd in de herberg van Jan Dekker op de hoek, hoe fijn of er getoost,
gezongen en na twaalven gevochten was… Maar, om nooit te vergeten: de kinderzang, geleid door
de oude meester Veen (de Prins zelf had immers de tranen niet weg kunnen houden), en dan de plechtige
kerkdienst onder de leiding van de zo geliefde Dominee van Greuningen, die als tekst had gekozen:
„Geef de Keizer, wat des Keizers is, maar aan God de grootste eere”. — En verbeeld
je: een tienguldenstuk in de collectezak, wie mag 'm dat hebben geflikt? In een envelop: Voor de Prins!
Nee, maar, Zijn Excellentie zat wellicht al in Amsterdam; dan maar voor Joost Franken, de klokluider,
die onvermoeid uren achtereen aan het klokketouw had staan trekken, ja, tot het zweet hem in de schoenen
stond: Ja, dat kerkje, die klok, dat uurwerk: Zij hadden hun hart eraan verpand.
D. Kamp
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.