Bibliotheek » De Speelwagen » 1949 » No. 10 » pagina 289-293
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
4e jaargang,
1949,
No. 10,
pagina 289-293.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: J. Stapel.
Veel typische, leuke dingen, nog gewoonte zo 100 jaar terug, zijn nu verdwenen en voor velen onbekend.
Vooral 't bruiloftvieren van toen met nu geeft groot verschil. Evenals nu nog werd een stel dat wilde
trouwen eerst bruid en bruigom. Echter al dadelijk kregen zij de speelnoten, speelnoot hoog en speelnoot
laag. Dit waren twee paar jonge mensen, meestal broer en (of) zuster van bruid en bruigom met vrijer
of vrijster. Ging het bruidspaar uit naar familie, zoals toen nog gewoonte was, te gast, dan gingen
de speelnoten mee. Een vast gebruik. was 't ook dat alle zes de Zaterdag voor de trouwpartij naar Hoorn
gingen, waarbij het dan de plicht der speelnoten was het aanstaande echtpaar vrij te houden. Ook kregen
die van hen een prachtige grote plak bloemen, die de bruigom aan zijn hoge hoed (zowel bruigom als heren
speelnoten liepen hoog gehoed) bevestigde en het bruidje op haar borst kreeg.
Zo verliepen dan de bruidsdagen tot de dag van trouwen kwam. Daags daarvoor al een hele drukte om alles in orde te maken.
Oppoetsen van kappegoed, hangers, kralenketting, horloge, tabaksdoos en weet ik wat niet meer, pepermuntdoosje,
snuifdoos, luchtdoosje. 's Avonds vroeg te bed om voor de komende vermoeienissen een goede nacht
te maken. Speelnoten zijn heel de middag druk in de weer geweest met maken van roosjes en strikjes en
meer van. dat ter versiering der bruiloftstafel. Maar al maakt de bruid een lange nacht, veel slapen
doet ze niet. En vroeg in de ochtend dringt tot haar door gerucht en gerommel en geroezemoes van stemmen
met onderdrukt lachen van voor bij de deur. En ook zij glimlacht even, kruipt dan diep onder
't dek, want dat mag ze niet horen, wat daar buiten gebeurt. Als 't tijd is van opstaan, vlug in de
kleren en allereerst even buiten kijken. Nee maar, dat is een prachtl De bruigom, vader en moeder, de
knecht, de werkster en de meid allemaal komen zien wat daar in de vroege ochtend gemaakt is. Een boog
van groen en bloemen, vlaggedoek en lint overwelft en omspant de voordeur. En algemeen is de bewondering,
ze zijn 't allemaal eens, zo'n mooie boog nog nooit gezien te hebben, een eigenschap trouwens die deze
boog met alle andere gemeen heeft. Maar op de weg klinkt gepraat en een vrolijke troep jonge mensen komt
aan. 't Zijn de boogmakers. Dat hoort eigenlijk niet zo, als de boog is gemaakt moeten allen heel stil
weer vertrekken, maar dan is 't ook zeker, dat je er niets voor krijgt. En nu is moeder zo goed niet
of ze moet even de kom halen. Een porseleinen kom, soms zelfs een zilveren kom met een pracht van een
lepel, de steel mooi bewerkt, gevuld met half brande- half rode wijn. Dan alles in de rondte op het
groentje voor 't huis. Een der jongens met de kom in de midden, de bruid erbij en als de anderen zingen
van: "Waarmee maakt men bruidje vet ... " hapt die de lepel leeg en maakt plaats voor een ander.
Maar lang duurt 't niet of men gaat weer naar binnen, want 't werk moet vlug af. De kazerij gauw aan
kant en dan kleden voor de bruiloft. De bruid een nauw zwart jakje met lange wijde mouwen, voor en achter
laag uitgesneden, waaronder witte halsdoek. De rok is prachtig, die is groot en wijd en lang, van mooie
zwarte zijde met opgewerkte bloemen in allerhande kleuren en een zijden schortje voor. De kap laag op
't voorhoofd, al 't haar erin, twee lokjes op zij daarvan met gouden spelden; midden op 't voorhoofd
de gouden voornaaId. Op de kap een boerehoedje met lichte zijde gevoerd. Grote hangers in de oren, om
de hals een dubbele rij bloedkoralen. Aan haar zijde hangt de beugeltas, zilveren beugel met kralen
tas. Hierin zijn allerhande dingen. Een pepermuntdoosje en 'n luchtdoosje van zilver, waarin een sponsje
met lodderein doortrokken, dat rondging bij de dames om aan te ruiken; schee en mes en rijk bewerkte
zakdoek zo groot als een servet. De bruigom was natuurlijk met hoge hoed en jas met lange slippen –
een stalen pen of zwaluwstaart – zwart zijden vest en knoopdoekjes van wit of van zwart. Een
gouden ketting met aan 't eind een
singeljet1 bengelt boven uit de broek, waaraan
een horloge als een knol zo groot. Uit het rechter vestzakje steekt een zilveren tabaksdoos.
Intussen zijn ook de oude lui uitgedost in 't beste plunje. De knecht komt zeggen dat de paarden d'r voor staan
en men gaat naar buiten. Een flinke bruine witvoet staat voor een mooie sjees te wachten. Zacht wiegelt
een bonte veer en pluim op de kop van 't dier en bloemen zijn aan de zweep bevestigd. 't Hoofdstel bewerkt
met rood fluweel, versierd met zgn. "platezilveren" plaatjes. 't Haam afgezet met wit leder.
Helder wit katoenen leidsels. 't Geheel is kostelijk in de zonnige voorjaarsmorgen. Even verder wacht
voor een kriekeltje2 de oude zwarte. 't Is het
rijtuig voor vader en moeder. Dan staan er nog de sjezen van speelnoot hoog en laag, die 't paar al
komen halen. Hun paarden zijn versierd met kleine pluimen. Alles stapt op en in en vooruit naar het
feest. Bij de herberg is 't al gezellig druk van 't komen van velerlei voertuigen. Van rond uit de
omtrek komen daar de gasten aan in allerhand gerij en 't geeft een bonte mengeling van speel- en
boerenwagens, van stoetkar, sjees en kiereboe.
't Gewone rijtuig was toen nog de boerenwagen, die dienst
deed voor alles, voor hooien en de mest, voor naar Hoorn en de bruiloft. In 't werk met gewone zijladders,
zoals ze nu nog zijn. Maar ging men uit, dan werden deze vervangen door mooi beschilderde en uitgesnedene
en werd er 't hoge achterkret, waarop vaak een rijmpje, ingezet. De boerenwagens waren toen niet op
veren en wie als ik 't genoegen heeft gesmaakt met zo'n wagen langs de weg te gaan, moet wel bewondering
gevoelen voor die oude lui, speciaal de dames, om met zo'n vehikel uit feesten te gaan. Straatwegen
waren echter nog niet bekend, men had slechts modderwegen, wat dus voor 't berijden iets draaglijker
was. Iets luxer, kleiner, maar vrijwel van hetzelfde model, was de speelwagen. Die had veren, later
ook een kap en zo ontstond de ouderwetse witkapwagen, zoals men die voor ± 30 jaar nog wel
zag rijden. Weer later kwam de gewone zwarte kapwagen, waarin 't boerewagenmodel nog goed is terug te
vinden. Een sierlijk rijtuigje was de sjees, meestal wit beschilderd, aan de zijden vaak met landschapjes
of iets dergelijks versierd, een tweewielig open rijtuigje, hangende in riemen. Eveneens in riemen hing
de kiereboe, een wagen op vier wielen, met een kap overdekt. Veel geleek hierop de kriekel, deze echter
rustte voor en achter, in stee van te hangen in riemen, op een dwarse veer. Meer gelijkend op de
tegenwoordige tilbury was de stoelkar, vaak met een rond om de kar lopende nikkelen stang.
Op 't erfje voor de herberg is 't nu een druk bewegen en gedoe met uitspannen en een levendig gepraat
en gelach. Dan gaan wij alvast even binnen om te zien hoe de bruiloftstafel er uitziet. 't Is een
mengeling van met roosjes en strikjes versierde kopjes, waarboven zich hier en daar een grote koffiekan
met kraan verheft. Ook standers met Goudse pijpen, waarnaast de oude vuurpocus met een zwak glimmend
kooltje en grote houten tabakspotten. De pijpen bestemd voor bruigom en speelnoten zijn rijk versierd
met groen en bloemen en ook die der andere gasten prijken met een strikje. En zowel aan oor als aan
deksel heeft iedere koffiekan een roos. Al deze versierselen zijn het werk der speelnoten, ze geven
aan het geheel een leuke gezellige aanblik. De gasten komen binnen. In 't midden van de hoofdtafel
zetten zich, geflankeerd door speelnoten, bruid en bruigom. Hiernaast weer komen ouders en grootouders,
verder de ooms en tantes. Aan de andere tafel de jongelui, de neven en nichten, later ook buren en
boogmakers. En zo zoekt elk een plaatsje op. De lange pijp werd aangestoken, de vrouwen namen een klontje
en 't begon. Al gauw werd door deze of gene ingezet 't bekende lied "Welkom vrinden". Kleine
familieleden zeiden wensen op, de groteren toastten en zo kwam er de stemming, waartoe ongetwijfeld de
lustig rondgaande brandewijnskom (glaasjes waren onbekend, ieder nam om de beurt een lepel) veel bij
droeg. Was 't twaalf uur, dus etenstijd, dan kwam er witte bol met ham en krentenbollen toe. En dan
werden weer al die rijtuigen ingespannen, ieder stapte in en met een lange stoet van vrolijke, jolige
mensen reed 't aanstaand paar naar 't raadhuis
toe.3
Van trouwerij van toen met gebruiken en formules e.d. weet ik weinig, maar wie de huidige voorwaarden
wel eens voor heeft horen lezen, zal het, gehoord de stijl ervan, met mij eens zijn, dat die in 1850
waarschijnlijk al wel net zo waren. Dan officieel getrouwd terug en weer aan 't feesten. Vrolijk zong
men samen liederen; kleine boekjes met versjes als: Kolijn een brave boerenzoon, Schilder, 'k wou mezelf
eens zien, Wilhelmus enz., hadden de meesten bij zich, want apart gedrukte liedjes waren niet bekend,
van voordrachten had men nooit gehoord. Zo 's avonds om een uur of zeven kwamen de buren opzetten
en verschenen ook de boogmakers. Tegen de nacht ging elk zich verkleden, ruilde de beste spullen voor
't Zondagse goed. Dat stil zitten was iets, dat al gauw de jongelui verveelde, men ging naar de danszaal,
de oudjes volgden spoedig en de meesten deden mee aan boerenschots, aan hazen jagen en pateren. Vrolijk
werd hierbij gezongen, want een muzikant was niet bekend. En zo nu en dan kwam de kom in 't midden.
Was 't middernacht geworden, dan verdween stil en onmerkbaar het bruidspaar en ging bij familie of kennissen
in de buurt enige tijd naar bed.
De feesterij ging door tot tegen achten 's morgens de speelnoten
voorzien van een wagen met aan iedere hoek een met een rode strik versierde stok, waaraan een laken
bevestigd, op weg togen om bruid en bruigom weer in te halen "onder 't laken". Enkele gasten
met harmonica en rommelpot, in piassenpakje gekleed, volgden en luisterden de stoet door hun lawaai en
gehos op. Buiten bij de herberg stonden de ouderen en keken lachende naar de vrolijke stoet. Intussen
had ieder zich weer verkleed en 't kerkpak aangetrokken. Was 't eindelijk weer 12 uur dan at men zoute
vis met aardappelen en bessepap toe en was weer zo fris als 't maar wezen kon. Van taarten en tulbanden
en allerhand wist niemand iets af, nee 't waren toen theerandjes, janhagel en dikkertjeskoek, die zo
nu en dan werden rondgediend. De ganse lange dag feestte men weer door tot eerst 's avonds negen
uur men aan naar huis gaan begon te denken. Zo ongeveer bruilofte men 100 jaar geleden.
1 Singeljet = ouderwetse versiering aan horlogeketting.
2 Kriekeltje= charicle.
3 Ging men honderd jaar geleden in 't algemeen nog niet eerst naar de kerk? — Red.
Oostgraftdijk. Vanwege het zeevarendfonds, alhier, is aanbesteed het leveren der petroleum voor de straatverlichting in het a.s. seizoen. Laagste inschrijver was de heer A. Olie voor ƒ 6.375 per 100 l.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.