Bibliotheek » De Speelwagen » 1949 » No. 5 » pagina 134-136
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
4e jaargang,
1949,
No. 5,
pagina 134-136.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: E. Kroeskop.
Zijt gij, lezer, in die gouden jaren van uw kindertijd, dat men met gloeiende wangen en vingers in de oren weg kan zijn in een boek, wel eens met Pikmans 't zeegat uitgevaren, op zoek naar de verzonken schatten van de Onoverwinnelijke Vloot? Of hebt ge samen met dat alleraardigste drietal jongens, Dirk Wijnand, Arie Berckhout en „Kesano”, die spannende jaren uit onze Vaderlandse geschiedenis mee beleefd tussen 1567 en 1573, zoals deze zich afspeelden in het Hoorn van Jan Sijmonsz. Rol op het Grote Noord of de Roôsteen? Indien gij deze genoegens hebt mogen smaken, dan staat de naam van de grote kindervriend en paedagoog, Geert Holle, met onuitwisbare letters in uw memorie gegrift. Mogelijk hebben talrijke Speelwagenlezers, als leerlingen van de hoogste klassen der Lagere School te Berkhout, zelfs het voorrecht gehad de „première” van Karel Doringa, of De Zoon van den Berenleider bij te wonen, zoals die door de auteur aan zijn kleine publiek werden gepresenteerd, voorgelezen uit het juist voltooide handschrift. Want evenals die andere geboren verteller, Joh. Been, zocht Holle opzettelijk het directe contact en de frisse critiek van de kleine lezertjes, waanoor hij schreef.
Holle was geen veel-schrijver, zijn kinderboeken waren producten van een natuurlijk groeiproces. Hij
getroostte zich dikwijls langdurige en omvangrijke voorstudies. Wij zijn nog altijd geneigd „Hoorn
voor den Prins” het meesterwerk van Holle te noemen, hoewel wij uit eigen ervaring weten, dat de
jonge lezertjes de schaal laten doorslaan ten gunste van „Pieter Pik”. Hoeveel tijd aan
bronnenstudie vergde deze boeiende en zorgvuldige tekening van een Westfriese stad in de Geuzen-tijd!
Hij kende „Velius” op zijn duim, al liet de financiële positie van een dorpsschoolhoofd
in die rijke jaren hem geen ruimte om te voldoen aan zijn hartewens, zélf een exemplaar van de
antieke stadskroniek te bezitten. Ovelal weet de boeiende verteller de historische figuren tot levende
mensen om te toveren. Om de uit allerlei bronnen bekende Alkmaarder Dirk Maertensz., beeldstormer en
bendehoofd, leider van de overval op het beroemde klooster te Westerblokker in het najaar van 1568,
binnen zijn Hoornse kringetje te introduceren, fingeert hij voor hem een „aanstaande” in
de persoon van de kloeke Aafke, dienstbode bij de spaansgezinde burgemeester Rol. Nu moge deze Dirk
in het onbarmhartige licht van later onderzoek niet zo'n vlekkeloze held zijn gebleken, als men de
brave Aafke van harte zou hebben toegewenst, een dergelijke vertel-techniek schept levende figuren,
waarin de lezer geheel opgaat. Een rasechte Hoornse gestalte is Jan Martensz. Merens, een der vele
Westfriese geuzen, deelnemer aan de inneming van De Briel en de slag op de Zuiderzee. Holle heeft zijn
rol in de tijd der beroeringen getekend en het behoort tot de traditie van het thans nog levend geslacht
Merens een exemplaar van „Hoorn voor den Prins”, naast talrijke waardevolle documenten, in
het familie-archief te bewaren. Wijlen Prins Hendrik, de Beschermheer der padvinders, kocht te Hoorn
eens een hele etalage van dit boek. Dergelijke „successen” zullen de bescheiden man, die
zo onbekrompen uit de rijkdom van verstand en hart kon wegschenken. veel vreugde hebben bereid. Milde
honoraria en verrassende royalties heeft hij van zijn werk, dat op een vrij hoekje van de huiskamertafel
tot stand kwam, niet verwacht en verworven evenmin!
Voetbalmatches en Hobbyclubs komen in zijn boeken niet voor, zij waren in de onderwijzersjaren van
Meester Holle nog geen gemeengoed geworden. Toch waren zijn boeken voor de toenmalige jeugd rijk aan
gezonde spanning en sportieve geest. Dat was geen wonder! Deze man, die de beste jaren van zijn leven
uit vrije keuze aan de plattelandsschool gaf (Haringhuizen, Kolhorn en Berkhout), bezat uit zijn jeugd
een schat van zelf beleefde avonturen. Afstammeling uit een dier typische Groninger vrachtvaardersgeslachten,
die tot in het laatst van de vorige eeuw op hun prachtige „schoenerbriks” de grote zeilvaart
uitoefenden, had hij in zijn prille jaren gedurende de zomers met zijn beide ouders op zee gevaren en
's winters aan de wal in Groningerland school gelopen. Het is best mogelijk, dat de jonge Holle op de
schoenerbrik van zijn voortreffelijke vader, die hem een uitstekende studieleiding gaf, meer geleerd
heeft, dan op de schoolbanken. Namen als Gefle, Malaga en Gibraltar waren voor hem meer dan ronde stippen
op dode kaarten. Daarom zijn de gedeelten van zijn boeken, die op zee spelen, thans nog volkomen fris
en aanvaardbaar. Zelf maakte hij als jongen onder de kust van Engeland een schipbreuk mee; het gezin
werd geheel gered, maar zijn ouders hadden al hun bezit verloren. De jonge Holle is toen aan de vaste
wal gekomen en later onderwijzer geworden. Zijn heldere ogen hadden echter wijder horizonten afgezocht
en zijn onderrwijs is steeds bezield gebleven door die frisse kracht, eigen aan mensen, die mededelen
uit het zelf-verworvene en het zelf-beleefde. Dit alles moet hem reeds in de jaren vóór
1914 gemaakt hebben tot een onderwijs-vernieuwer avant la lettre1. De suggestieve kracht, welke uitging van de boeken van deze smakelijke
verteller, moet zeer groot geweest zijn; sommige bezorgde ouders verboden hun kinderen de lezing van
Pieter Pikmans, want ze vreesden dat de lectuur de lust hunner spruiten om ook het zeegat uit te gaan
te zeer zou stimuleren!
Meester Holle is in 1936 te Alkmaar, waar hij van zijn ambtsrust genoot, overleden. Op het Westfriese
platteland, voor welks verheffing hij zo warm voelde, zal hij nog in veler hart leven.
E. Kroeskop
1 D.w.z. een der allereersten.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.