Bibliotheek » De Speelwagen » 1949 » No. 4 » pagina 112-115
Eerder verschenen in 'De Speelwagen',
4e jaargang,
1949,
No. 4,
pagina 112-115.
Uitgave: Historische Genootschappen in Hollands Noorderkwartier.
Auteur: C. Druif.
Wie zich voor gemeentewapens interesseert, kan daarin soms veel bijzonderheden vinden. Want lezen we
het artikeltje van de heer Ten Bruggencate in „De Speelwagen” van Februari 1947, pag. 57, over de
merkwaardige steen te Enkhuizen, en daarmee tevens diens uitleg over het uit twee gekruiste lauriertakken
bestaande Bourgondisch kruis, dan is het aardig op te merken dat het voormalige wapen der gemeente
Barsingerhorn, op een veld van rood, zo'n kruis vertoonde van zilver, vergezeld van vier blokjes en vier
kroontjes, eveneens van zilver en geplaatst tussen de armen van het kruis, volgens de schildassen. Volgens
de mij omtrent dit wapen ter beschikking staande, zeer beperkte gegevens, zou het kruis in dit wapen zijn
oorsprong misschien kunnen vinden in het feit, dat Barsingerhorn in 1415 het stadsrecht verkreeg van
Willem VI, wiens tweede echtgenote Margaretha van Bourgondië was, terwijl kort daarna het Huis van
Bourgondië hier aan het bewind kwam.
En bezien we dan het huidige wapen van Barsingerhorn, dan merken we iets op, dat naar historie
ruikt. Want dit wapen, men zie de illustratie, vertoont wel een zeer historisch aspect door zijn
overeenkomst, wat tenminste de heraldische linkerhelft betreft, met het wapen der Graven van Holland uit
het Huis van Beieren. In beide wapens vindt men de blauwe en zilveren spitsruiten, de zwarte Henegouwse en
de rode Hollandse leeuwen al is de blazoenering ook iets afwijkend, de overeenkomst is opvallend genoeg om
de mening te doen postvatten, dat historische gegevens aanleiding zijn geweest tot verlening van dit nieuwe
gemeentewapen, en daarmee is men dan dieper in de historie teruggegaan dan met het vroegere, daar het
Beierse Huis eerder de touwtjes in handen had dan het Bourgondische, nl. van 1345 tot 1428. Welke rol
kunnen de graven van Holland uit dat tijdperk in Barsingerhorn gespeeld hebben en wie weet hier iets
roemruchtigs over te vertellen? De andere helft van het bewuste gemeentewapen, die, in goud, drie rode
schuinbalken vertoont, zal ook wel op historische feiten berusten, maar welke?
Wat de illustratie dan nog betreft: in het grafelijke wapen behoren de spitsruiten in tegenovergestelde
richting te lopen.
Een andere typische overeenkomst is die tussen de wapens van Oude- en Nieuwe Niedorp en Winkel, waarvan
eveneens een plaatje. Dat zou óók wel eens familie van elkaar kunnen zijn! We vinden wel ergens
vermeld,1 dat Oude- en Nieuwe Niedorp vroeger
één gemeente vormden, maar de overeenkomst met het Winkelse wapen, al prijken daar ook twee
leeuwen op tegen op de anderen één, is daarmee nog niet verklaard!
Nu voert de Niedorper Kogge óók een wapen, waaruit een zeker verband blijkt, als we in een
beschrijving lezen2 dat deze Kogge „een dijkdistrict
is, dat ten tijde van de grafelijke regering tot het Baljuwschap van Kennemerland behoorde en de dorpen
Nieuwe- en Oude Niedorp en Winkel omvat”. Het koggewapen wordt aldus beschreven: „In zwart drie aan elkaar
gehechte schilden, geplaatst 1 en 2, en alle gevierendeeld van zilver en blauw; het eerste met een rode
leeuw in het eerste kwartier, het tweede met idem in het schildhart en het derde met idem in het vierde
kwartier.” In de aangehaalde beschrijving luidt het, dat dit de wapens der genoemde drie dorpen zijn; dat
van N.-Niedorp vinden wij er ook onveranderd in terug.
En nu we weten dat het dijkdistrict reeds in de graventijd bestond, is het helemaal niet gek om aan te
nemen, dat de rode leeuw is ontleend aan het stamwapen van de graven van Holland, die de rode leeuw in een
gouden veld voerden, en dit wapen reeds in 1178 bij een der kruistochten zouden hebben aangenomen. Het
Oude-Niedorper wapen vinden we er in terug met dat verschil, dat het thans bestaande in werkelijkheid
gevierendeeld is van blauw en goud. Hier zijn dus niet het tweede en derde, maar het eerste en
vierde kwartier van blauw, en het laatste beladen met een leeuw van goud. Het Winkelse wapen is vrijwel
gelijk hieraan, heeft echter ook in 't eerste kwartier een gouden leeuwen verschilt dus nogal van 't geen
er in 't Koggewapen voor doorgaat. Bezien door de Koggebril, als ik 't zo zeggen mag, is de gelijkenis
tussen deze drie gemeentewapens dan eigenlijk wel te verklaren.
In elk geval staat wel vast, dat al deze hier genoemde wapens een zekere historische oorsprong hebben en
zich op een bepaalde distinctie kunnen beroemen!
Er zijn, óók in het Speelwagen-gebied, echter wapens, die dat ten enenmale missen en die kant
noch wal raken; en waarvan men op z'n Westfries kan zeggen: 't het er niks van! Een sterk staaltje
hiervan is het wapen van Hensbroek, een z. g. „sprekend” wapen, d. w. z. de naam „spreekt” uit het wapen.
Het Hensbroekerwapen is echter meer een soort rebus, maar dan niet van een zeer fijne geest getuigend. De
samenstellers van dit twijfelachtig stukje heraldiek hebben zeker destijds gedacht: „een wapen voor Hensbroek...,
tja... Hensbroek — een hen, een broek! Ja, vooruit maar jongens, euréka, hier is ons wapen!”
Wat de Hooge Raad van Adel bezield heeft door dit „wapen” nog te bevestigen ook, mag Joost weten, maar
getuigen van veel begrip doet het niet... en van goede smaak óók niet! Het woord „broek” heeft
hier met het gelijknamige kledingstuk niets te maken, maar de betekenis moet gezocht worden in de zich
destijds daar bevindende moerassen, drassige of „broek”-landen!3 En als we bedenken, dat vroeger ook de uitspraak Heinsbroek moet zijn
voorgekomen4 en het dus mogelijk is dat dat de
oorspronkelijke naam was, dan kunnen we toch gevoeglijk constateren dat met een verbijsterende nonchalance
„het drassig land van Hein” werd gemetamorfoseerd tot een hen met een broek! Kan de huidige generatie
Hensbroekelingen nu niet voor een schappelijker wapen zorgen? Want heus — dit is een aanfluiting!
Toen ik vroeger bij Meester Ruiterman in de klas zat, gebeurde het eens dat hij ons 't een en ander over
gemeentewapens vertelde: „... het wapen van Enkhuizen, jongens, daar zien we drie haringen op, en van
Nibbixwoud, dat zijn drie baarzen. Maar Hensbroek... da's prachtig! Een kip met een broek aan, ha ha ha
ha...” en z'n daverende lach joelde door 't lokaal, prompt gevolgd door grote bijval van z'n discipelen.
Hensbroekers, laat 't niet op je zitten en bedenk wat anders!!
C. Druif
Naschrift. — Na beëindiging van dit pennevruchtje verscheen in „De Speelwagen” de toelichting o.a. van de heer Dingeman Korf bij „de Boom in vele gemeentewapens” en ten overvloede kan men ook hieruit constateren hoe 't Hensbroeker wapen „er naast” is! Hoewel 't de Hensbroekers tot troost moge dienen, dat dat met meerdere gemeentewapens zo is (b.v. Hoorn, Harenkarspel, om in ons gebied te blijven, maar daarover misschien later nog eens iets), een feit is, dat die, desondanks, presentabel zijn!
1 Ned. Heraldiek door T. v. d. Laars, deel I.
2 Ned. Heraldiek door T. v. d. Laars, deel II.
3 Rietstap, Handboek Wapenkunde.
4 Volgens Dr E. Laurillard in „Iets van onze gemeentewapens".
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.