Bibliotheek » Boeken » West-Friesland... het land waar wij wonen » Pagina 103-105
Vergelijkbare veranderingen deden zich voor in de Streek, Andijk
en Venhuizen. Ook al zo'n waterige beweging, hoewel niet in zo'n
karakteristieke vorm als in de Langedijk.
Het beeld van vele
dorpen werd mede bepaald door de aanwezigheid van een meelmolen. Een van
de weinige nog werkende molens is die te Wervershoof. De kwaliteit van het
aldaar tussen stenen gemalen graan wordt hoog aangeslagen.
Toch speelden sloten, vooral bij het transport, een doorslaggevende rol.
Langs de reeds in de 13e eeuw aangelegde Wijzend bij Binnenwijzend en
Blokker voeren de bouwerlui uit het oosten van West-Friesland naar Hoorn.
Ze moesten daarbij de waterkering van de Noorderdracht, vlakbij de huidige
molen ‘de Krijgsman’, passeren met behulp van het zogenaamde Bangerter
rad, een overhaal waarmee de schuiten over de weg werden getrokken. Een
wat moeizame bezigheid die waarschijnlijk wel eens een onvertogen woord
ontlokte. In de pachtreglementen stond tenminste vermeld dat
schuitenvoerders niet met ‘vloecken, sweren of andersints qualijck
bejegent’ mochten worden.
Was de operatie zonder lelijke woorden verlopen dan ging de schuit verder,
getrokken door een jongen of een hond, richting Hoorn.
Totale reisduur in 1865 omtrent zeven uur, hetgeen inhield 's avonds laat
op pad gaan om 's morgens vroeg op de markt te kunnen zijn. Enkhuizen en
Broekerhaven exporteerden onder andere naar Utrecht en Amersfoort.
Vandaaruit werden de groenten met een kar, waarvoor tien honden waren
gespannen, langs zandwegen naar Arnhem vervoerd. De schippers die vanuit
Broekerhaven de transporten verzorgden, werden in de loop der tijd
belangrijke figuren en wel door het feit dat zij namens de bouwerlui de
produkten in bijvoorbeeld Amsterdam verkochten.
In 1936 verdiende een werkman in de bollenteelt ƒ 16,- per week. Hij werkte dan zes dagen en maakte 's zomers dagen van 's morgens vier tot 's avonds zes uur. Kinderen konden zogenaamd landbouwverlof krijgen om, zoals in Nibbixwoud, te helpen bij het plukken van zaad van de Oostindische kers.
De historicus Noordeloos weet te vertellen dat afrekening achteraf plaatsvond in goed vertrouwen.
Toch keken de bouwers wel eens met een scheef oog naar de gouden gespen die de schoenen van de
schippers/kooplieden sierden. Het merkwaardige gebruik dat bij de levering van produkten verplicht
gelag hoorde, benevens een dubbeltje voor de koopman en dat een bouwer 112 kolen moest leveren als hij
er 100 aanbood, ontmoette in het eind van de vorige eeuw veel weerstand. Een tweetal paters uit
Grootebroek trok van leer tegen het drankmisbruik bij het verschepen. Er werd, volgens zeggen, jaarlijks
net zoveel jenever gedronken als er water in de kolk van de Broekerhaven stond.
Het principe van de veilingklok, het hart van elke veiling, was een uitvinding van de uit Bovenkarspel afkomstige prof. Klopper.
De modernste uitvoering bevindt zich in mammoetveiling aan de Tolweg te Hoogkarspel.
Door alle acties van de zich gedupeerd voelende tuinders kwam verandering in de manier van verkopen.
In Broek op Langedijk werd in 1887 voor het eerst een schuit bloemkool verkocht aan de meest biedende
schipper op Amsterdam. Dit voorbeeld werd in 1892 in de Streek nagevolgd. Ook daar werden bloemkolen
geveild. En hiermee begon een lange ontwikkelingsgang in het veilingwezen die (voorlopig?) eindigde
met de bouw van een gigantisch complex aan de Tolweg in Hoogkarspel. Van alle in die tussentijd
opgerichte veilinggebouwen over heel West-Friesland verspreid, bleef het meest karakteristieke in Broek
op Langedijk als museumvelling bewaard.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.