Bibliotheek » Boeken » West-Friesland... het land waar wij wonen » Pagina 66-67
Over een ‘ouwerwesse boerebruilefte’ waarbij de ‘buk op de leest
steld wier’ (de buik op de leest gesteld werd, geweldig eten) en waarbij
werd gedronken, gedanst en gezongen, is al veel verteld. Vooral bij de
rijkere boeren waar ‘alles van 't best’ wezen moest, gold een bruiloft als
een statussymbool. De rijke jaren die tot aan de landbouwcrisis van 1880
duurden waren daar niet vreemd aan. Bij het ‘mindere’ volk ging het
bescheidener toe, zij het dat de nadruk daar veel meer op drankgebruik dan
op eten kwam te liggen. Maar overal werden die merkwaardige liedjes
gezongen, die net als met kinderversjes, vaak een onbegrijpelijke,
verdraaide of verbasterde tekst hadden. Men zong over ‘Meneer van Straalen,
die brave kapitein die regeerde z'n volkie, zo groot en zo klein’ en van
‘Waarmee maken we bruigom vet? Met gemalen bonen’. Men deed spelletjes
zoals hazenjagen, Japie-sta-stil en grofkoppen. En natuurlijk werden de
avonturen van de drie Schuintamboers bezongen en werd het droevig lot van
het Vrouwtje van Stavoren nog eens breed uitgemeten.
In latertijd kwamen
de voorgedrukte teksten uit de feestartikelenwinkel van E. Swidde te Hoorn
op de markt naast de ‘wensies’ die door kleine bruiloftsgasten netjes op
versierd papier waren gezet. Het feest eindigde met het begeleiden van
bruid en bruidegom naar hun toekomstige huis. Aan vier stokken werd een
laken als een soort baldakijn omhoog gehouden en aldus beschermd kon het
jonge paar aan een nieuwe fase in het leven beginnen. Nog eenmaal zingen:
Aju wij moeten elkander groeten,
aju vaarwel, tot wéhéhéderziens.
En dan werd het zo'n beetje droefgeestig stil rond het huis, 't Feest was
over, de jonge tijd voorbij. Veranderingen dienden zich aan. 't Was dan
meestal weer licht voor een volgende dag, want anders was het feest niet
geslaagd.
Het gebruik van alcohol is, volgens de politie, in West-Friesland
groter dan elders. Vermoedelijk niet voor het eerst in de geschiedenis. Het hier afgebeelde
‘drankorgel’ bevindt zich in het Westfries Museum. Vele andere niet.
Over de huidige gang van zaken bij een trouwerij rapporteert ook
Jacqueline van Duin. Zij vermeldt dat in een aantal gevallen een
duidelijke status aan de omvang van de bruiloft wordt verleend. Vaak heeft
dat tot gevolg dat de kosten wat buiten de wenselijke grenzen vallen. Maar
ja, je bent jong en je wilt wat, in dit geval een mooie bruiloft en dat kost een paar centen.
De enige zekerheid die je voor het al of niet slagen van zo'n feest hebt, is die van de marktkoopman:
‘Niet goed? geld weg’.
Dat werd gezegd als een vrouw in verwachting was. Ze kon
echter ook ‘een muis achter het behang hebben’. De ‘naan’ (wieg) moest
worden klaar gezet, de vuurmand om de ‘poppekleertjes’ te warmen voor ze
werden aangetrokken moest van 't zolder, de ‘baakster’ (baker)
gewaarschuwd en er moest nog eens worden nagegaan of er nog wel een ‘mammer’
in het dorp was. Zo'n mammer was iemand die moest proberen de
melkgift op gang te brengen als het ‘zog’ van de jonge moeder niet van
zichzelf te voorschijn kwam.
Was de grote dag of nacht van de geboorte
aangebroken en was daarbij de hulp van de ‘meester’ (heelmeester) nodig,
dan moest zo'n man vaak halsbrekende toeren uitvoeren om in noodgevallen
een juiste positie bij de kraamvrouw in de bedstee te vinden. Dit vooral
omdat de mensen veelal in bijna zittende houding sliepen, gesteund door
drie of vier kussens, hetgeen met zich meebracht dat de bedsteden naar
onze begrippen erg kort waren. Er bleef voor het doen van een verlossing
nauwelijks ruimte over, zodat de meester dan ook nog wel eens zijn
toevlucht tot het gebruik van de keukentafel moest nemen. Was de bevalling
voorspoedig verlopen, dan werd de komst van de baby in de buurt
aangekondigd door een ouder kind of een buurkind. Dat heette dan ‘met de
grote skoen loupe’.
Gelegenheid om in het ziekenhuis te bevallen was er
niet, om de eenvoudige reden dat die er niet was. En toen dat wel zo was,
leverde het vervoer van patiënten (kraamvrouwen) zoveel problemen op dat
thuis bevallen de enige mogelijkheid bleef. Geen wonder dat de kraamzorg
en de zorg voor baby's en kleuters op het platteland in een later stadium
zo'n vlucht heeft genomen. De rol van de kruisverenigingen (toen nog op
confessionele basis) was hierbij een zeer belangrijke.
Dat de taak van deze verenigingen zich niet alleen uitstrekte tot de zorg voor moeder en kind lag voor
de hand. Het verstrekken van verplegingsartikelen in de
meest uitgebreide zin Is nu ook nog een omvangrijke bezigheid. In het
voorzieningenpakket is door de ontwikkeling van de geneeskunde een
aanmerkelijke verandering gekomen. Het feit dat men nergens de bekende, en
gevreesde, ligtentjes voor kurende t.b.c.-patiënten meer ziet, betekent
een ingrijpende wijziging ten goede.
Enkele boosaardige mensen in Barsingerhorn dreigden bij degene die land of huizen
kocht tijdens een executie ‘sijn Huys in de Brand te steecken’, onder toevoeging van:
Wij benne met ons sessen
wij dregen scherpe messen.
Een zekere Michiel Krok, hopman van Sonoy was een fervent antipapist; hij sneed een priester neus en
oren af. Bij Michiel ging er echter nog meer af: zijn hoofd. Op het Slot in Schagen.
Schout Gerrit Jacobsz uit Benningbroek meende dat de weduwe Fop Claes geld moest betalen. Toen ze dat
weigerde liet hij de vrouw aan haar haar op een ladder hangen. Jacobs maakte met zijn soldaten alle
voorraden op en sloeg daarna het meubilair ‘an barrels’. Buren ontzetten de weduwe.
‘Hai is zo stroupig met betale; je moete d'r met stoom en kokend water achteran om de knip van
z'n kont te kraige’, zei een veehandelaar over een hufter uit de Morrebok.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.