Bibliotheek » Boeken » West-Friesland... het land waar wij wonen » Pagina 63-64
De Bree-veertien, de grote zee.
Ook daar werden de namen van de Westfriese mensen bekend. Daar viel wat te beleven, te ontdekken en
te handelen. Jan May uit Schellinkhout bezeilde als eerste
Nederlander in 1612 het later naar hem genoemde eiland in de Noordelijke
IJszee. Dit eiland werd een steunpunt voor de walvisvaart. (West-Friesland
telde opvallend veel aandeelhouders in de Noorse Compagnie, de organisatie
die deze vaart beoefende). Maar waar behalve in het koude noorden, de
Hoornse en Enkhuizer schepen nog meer kwamen en wat daar allemaal voorviel
is zo veelomvattend dat daar aan terecht een groot aantal publicaties is
gewijd. Van de vaart die door andere dan de stedelijke schippers werd
bedreven, kan hier niet meer dan een paar facetten worden belicht.
Op een plaats waar men het niet direct zou verwachten, namelijk in Sijbekarspel,
bevindt zich een boerderij die de ‘Post-Galei’ heet. Schipper Jan Winkel
uit Twisk voer met een schip van die naam naar Riga (om hout) en naar
Lissabon (om zout). Zijn schip verging in een storm voor Callantsoog in
1769. Zijn stoffelijk overschot spoelde aan bij Wijk aan Zee, alwaar het
onder een grafsteen in de kerk ligt begraven. Een voorbeeld uit vele, zeer vele.
Barbarijse zeerovers kaapten schepen waarvan de bemanning vervolgens tegen een losprijs kon worden vrijgekocht. Sommige gevangenen losten het probleem van hun vrijlating wat anders op: ze bekeerden zich tot de Islam. Pieter Jansen uit Akersloot noemde zich voortaan Haggy Mamy Rais en de man die hier als de Veenboer bekend stond, werd in Barbarije aangesproken als Soliman Reys. Beroep van beide heren: zeerover!
Behalve door kwaad weer werd het leven van de zeeman bedreigd door
kapers, De Duinkerkers, die zo gauw er weer oorlog met de Hollandse
Republiek was met kapersbrieven werden toegerust, deden graag een poging
om een vijandelijke koopvaarder te overmeesteren. Zij hadden agenten in
Holland die de scheepsbewegingen verraadden, vooral als het
om vaartuigen met een kostbare lading ging. Een andere vrijwel constante
bedreiging vormden de Barbarijse zeerovers van de Noordafrikaanse kust.
Hun wreedheden tegenover de overwonnen bemanningen waren berucht. Het kwam
ook veelvuldig voor dat mensen in gijzeling werden gehouden om vervolgens
pas tegen een fors losgeld te worden vrijgelaten. Dit overkwam in 1617
onder andere de bekende schipper Bontekoe uit Hoorn.
Om de problemen bij
de gijzeling het hoofd te kunnen bieden, richtten de schepelingen een
onderlinge verzekering op, de zogenaamde bootsgezellenbeurzen of bulen. De
door de deelnemers bijeengebrachte premiegelden werden gebruikt voor
betaling van het kostgeld der gevangen. Voor losprijzen werd afzonderlijk
gecollecteerd. Hoewel de bulen hun oorspronkelijk doel reeds lang hadden
verloren, bleven ze bestaan tot in deze eeuw. De rente van de
bijeengebrachte fondsen werd door de besturen bestemd voor sociale
doeleinden.
Johannes van Medemblik werkte in 1478 als drukker in Colle Valdelsa nabij Siëna in Italië. Hij drukte werk van Dioscorides, een Griekse arts uit de 3e eeuw na Christus. Krijn Brandse deserteerde in 1813 van een Frans oorlogsschip. Deze Krijn herdacht zijn 50-jarig ontsnappingsjubileum in 1863 op luisterrijke wijze in Oosterblokker, samen met zijn vrouw (24) en zijn jongste kind (1½). Zekere Blauboer kwam na enig drankmisbruik onder de ‘Stienen poip’ – een gemetselde boogbrug – van Winkel terecht. Hij had bij het verlaten van de herberg, geleid door een minder scherp onderscheidingsvermogen, een verkeerde koers voorgelegd en zodoende kruiste hij wat ongericht door de prutsloot. Toen voorbijgangers hem aanboden te helpen weigerde hij dat krachtig met de karakteristieke uitspraak: ‘Ik bin Blauboer uit Winkel en ik red m'n oigen’.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.