Bibliotheek » Boeken » West-Friesland... het land waar wij wonen » Pagina 60-63
Het is voor degenen die nog echt, onvervalst Westfries willen horen waarschijnlijk een gruwel om te
ervaren hoeveel duidelijk aanwijsbare vreemde elementen er in het dialect opgenomen zijn. Uit de
verklaring die dr. Karsten geeft van een aantal Westfriese woorden blijkt dat het dialect steeds
verandert, bijvoorbeeld door het overnemen van woorden uit het Frans. Wie met de sjees op roet gaat
en in pessant z'n peerd nag efkes in de travalie zette wul, en den niet van z'n trimmetane raakt as
die hapskeer van 'n smid zoit dat ie de boel niet faksére kin omdat ie eerst z'n frik nag op
hewwe wul, nou, die zei soks eerder as 'n divessementje bekoike den dat ie d'r pinteneurig van wordt.
Vertaald:
sjees=tweewielig rijtuig=chaise
op roet=op weg=en route
in pessant=in 't voorbij gaan=en passant
travalie=getimmerte waarbinnen paarden worden beslagen=travail
trimmetane=in de war=perdre la tramontane
hapskeer=zonderling=happe-chair (letterlijk gerechtsdienaar).
faksére=forceren=forcer
frik=gehakt=fricadelie
divessementje= vermaak=divertissement
pinteneurig=licht geraakt=point d'honneur.
Andere leenwoorden vinden we in
ien toet mem, tout- méme,
jerubel (verschrikkelijk), terrible
alderasie (verwarring), alteration
bag (oorbel), baque
sjoere (dagwuiven), jour
uitelemalte (verweg, buiten de grenzen) limite
In het gebruik van het woord ‘puur’ (puur lilluk, puur mooi, puur koud)
heeft het Westfries meer overeenkomst met het Frans dan met het Hollands.
Ook is in sommige liedjes buitenlandse invloed merkbaar.
Het bruiloftsversje;
Jan Toeresoer, Jan Toeresoer.
De bille, de bille
De bille van de vloer
blijkt een soldatenliedje te zijn met als oorspronkelijke tekst;
Chante toujours, chante toujours
Les belles, les belles
Les belles et l'amour.
Toch kan het opnemen van vreemde woorden als een teken van vitaliteit worden beschouwd. De kracht van
het dialect is dan nog zo groot dat het niet gek is om nieuwe woorden te ‘ver-westfriezen’. Er zit nog
‘mor’ (fut) in.
Prol en pent geeft 'n dikke buk en 'n slappe vent. Prol=meelpap en prent=moes. 't Voedt wel, maar men wordt er niet sterk van. Je kreeg er misschien wel ‘'n portelbuk’ van, dat wil zeggen, een dikke buik, maar die kon je ook krijgen van het eten van veel ‘boffers’ (drie in de pan) of ‘bolle buissies’ (poffertjes). Als er maar genoeg ‘posken’ (beslag) was. Afwisseling genoeg.
Veel eigennamen in onze streek zijn kort en om die reden afwijkend van
de rest van ons land. Je heet Wit of Zwart, maar niet de Wit of de
Zwart. Groot en Klein, Groen en Blauw, Geel en Rood, je vindt ze allemaal,
maar dan wel recht op en neer zonder ‘de’ of ‘van de’. Eénlettergrepige
namen derhalve. Ook korte namen die aan dieren herinneren: Vos, Leeuw,
Haas, Kieft, Knijn, Kat, Muis, Kalf, Kip, Baars, Zwaan, Ros, Bot, Duif,
Mus, Bok, Rot, Mosk, Snoek, Schaap, Paauw. Merkwaardigerwijs nooit Hond, Paard of Koe.
Soms komt men met die ‘sprekende’ namen in huwelijken combinaties tegen
die wonderwel passen in het huidige spraakgebruik, zoals bijvoorbeeld de
heer en mevrouw Best-Goet en het echtpaar Mooy-Los.
Even als met sommige woorden het geval is, kregen namen in de loop der
tijd gevoelsmatig een andere betekenis. ‘n huissie’ werd een ‘plee’ en een
‘plee’ een ‘w.c.’. Overeenkomstige verschijnselen deden zich voor bij de
Westfriese families die Bil, Tiet en Pik heetten. Deze oorspronkelijk
normale namen kregen in het spraakgebruik de klank van schuttingwoorden.
Dragers van die namen moesten soms zulke vervelende opmerkingen aanhoren
dat ze tot naamsverandering overgingen. Een reden om iets extra's aan de
familienaam toe te voegen was gelegen in het feit dat er zoveel
gelijkluidende waren. Op Andijk woonden alleen al zeventien ‘soorten’
Groot, waarvan vijftien de voornaam Pieter droegen. Bij wijze van
curiositeit gingen ze in 1952 gezamenlijk op de foto; de
burgemeester/dijkgraaf Pieter Groot Jansz in het midden.
Niet ongebruikelijk was om diegenen die hetzelfde heetten een bijnaam
te geven (de burgemeester was van de stam ‘Stoifsel’, (Stijfsel), maar
omdat bijnamen vaak een bijsmaakje hadden, noemde men liever in officiële
stukken ook de vader c.q. de grootvader. Het vermelden van de naam van de
vrouw ter onderscheiding van twee gelijkgeheten mannen komt nogal eens
voor in de Streek. Mensen die vernoemd zijn naar een plaatsnaam heten
Hoogkarspel, Ursem, Zuidscharwou, Nierop, Blokker, Wijdenes, etc. Zelden
of nooit van Hoogkarspel, van Ursem.
Een Westfries weet bovendien dat je
Ursém heet en niet Úrsem met de klemtoon op de eerste lettergreep.
Merkwaardig is dan weer dat het dorp Wijdenès heet, maar dat de schrijver
van de wiskundeboeken, Wijdenes genoemd werd. Hij kwam van Opperdoés,
maar in Hoorn woonde de familie Ópperdoes Alewijn. Een nogal gecompliceerde toestand.
‘Boon’ is hier een bekende naam, maar Erwt of Urt
in het dialect, is slechts de aanduiding voor 'n min (klein) persoon.
Kooi, Raap, Wortel, Noot, Knol en Bes zijn van de partij evenals Appel en Druif
terwijl Peer ontbreekt. Wijn komt nauwelijks voor, maar wel Bier, Bierman,
Biersteker, Bierhaalder en Bierenbroodspot.
Concludeer hieruit niet dat alles hier Zwart-Wit is. De Donkers, Winkels, Stapels, Schilders, Weelen
en Koedoders zijn er ook nog.
Wie zich, behalve in familienamen, ook gaat verdiepen in de namen van wegen en landerijen krijgt aardig
wat zicht op hoe de beestjes hier letterlijk en figuurlijk bij hun naam genoemd worden.
Minder duidelijkheid ontstaat bij het bestuderen van de voornamen. Ytje,
Teetje, Fokeltje, Trijntje, Grietje, Dieuwertje, Ariaantje, Maartje,
lmmetje en Reinouwtje zijn praktisch verdwenen, net zo goed als Pieterman,
Nanne, Arend, Aris en Sijmen. Het vernoemen van pasgeborenen
naar familieleden raakt in onbruik. Ook dat verandert. Maar het is toch
wel even wennen aan Chantal Koedoder, Denise Sijm, Dennis Naastepad en
Patrick Beerepoot. ‘Kaikt nagal aardig’, zegt een Westfries als het hem
wat merkwaardig voorkomt.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.