Bibliotheek » Boeken » West-Friesland... het land waar wij wonen » Pagina 53-55
Na de diligence zou de stroomtram door de Streek gekomen zijn, ware het
niet dat de oppositie tegen dit, ook toen al als milieuvervuilend
aangemerkte vervoermiddel zo groot was, dat er een landelijk bekende
‘tramkwestie’ uit voortkwam. Jan Kok geeft in ‘Stoomtrams rond Hoorn’ een
gedetailleerd verslag van deze affaire. Na een aantal perikelen verscheen
de paardetram; de enige in West-Friesland, want plannen voor een
dergelijke verbinding tussen Hoorn en Schagen gingen niet door.
Ondertussen waren sinds het begin van de 19e eeuw de veeteelt en de
tuinbouw aanmerkelijk toegenomen. Een sterke gerichtheid op
afzetmogelijkheden via de markt, centrale ligging en zich geleidelijk
aanpassende vervoersmogelijkheden zorgden er voor dat export naar Engeland
en later Duitsland zich kon ontwikkelen. Er onstond op het platteland een
redelijke welvaart, dit in tegenstelling tot de steden die het predicaat
van ‘dode stadjes aan de Zuiderzee’ verkregen.
Het waren nu vooral de inmiddels opgerichte Landbouworganisaties die
begonnen aan te dringen op betere vervoersmogelijkheden. Het nadeel van de
voorsprong toonde zich ook hierbij weer duidelijk; het oorspronkelijk
unieke vervoerssysteem van de trekschuiten, had men zo lang als goed
ervaren, dat de verandering naar een beter systeem jaren uitbleef.
Maar wat een spoorlijn kon betekenen, bleek toen in 1865 Schagen per
trein bereikbaar werd. De gemakkelijke aan- en afvoer van vee maakte dat
de markt plotseling opleefde. Er kwamen ten behoeve van de veehandelaren
vooral hotels en de winkelstand kreeg meer armslag. Het duurde nog tot
1884 voordat Hoorn de ijzeren paarden zag binnenstomen; Enkhuizen een jaar
later. De ring werd gesloten met de aanleg van de lijn naar Alkmaar in 1898.
Onder druk en met financiële medewerking van vooruitstrevende
plattelanders kwamen de tramlijnen tot stand die elders nader besproken zullen worden.
Het wegenonderhoud werd aangepakt, paden werden verhard en met iepen en
soms kastanjebomen beplant. Het waterschap Drechterland nam hierbij vanaf
1835 een pionierspositie in. De zogenaamde macadam wegen werden voorzien
van een paardenpaadje en in de dorpen werd vaak een straatje voor de
voetgangers naast de rijweg aangelegd. Toen door de toename van het
vrachtautoverkeer een nieuwe fase in de economische ontwikkeling van
onze streek aanbrak, werd onder de markante en ‘kortaffe’ leiding van de
legendarische dijkgraaf Pieter Groot Jansz. een aantal wegen aangepast aan
de nieuwe eisen. De opkomst van de vrachtauto betekende tegelijkertijd de
nekslag voor de tramwegen. De banen werden gesloopt. Als dan de landwegen
niet aangepast waren, ontstond een onplezierige situatie zoals bij de
Schager markt die voor het autoverkeer moeilijk bereikbaar was. Dat men
erin is geslaagd om diezelfde markt later op een heel andere manier tot
leven te brengen, zullen we verderop zien. Door de steeds wisselende
omstandigheden zijn de busverbindingen, die omtrent de Eerste Wereldoorlog
tot ontwikkeling kwamen, aan vrij grote veranderingen onderhevig geweest.
Met buurtbussen, taxibussen of belbussen is de ontwikkeling stellig niet
beëindigd. Met eigen en openbaar vervoer zijn steden en dorpen in
West-Friesland goed bereikbaar; het wegennet dat ze onderling verbindt is redelijk goed.
Het spoor van de paardetram door de Streek was vrij smal. Er waren kooplui die de wielen van hun hondekarren zodanig lieten plaatsen dat ze precies in de geleidingssleuven van de tram pasten. Dat reed comfortabel en het was gemakkelijk in het geval de voerman een weinig aangeschoten was. De hond kon dan zelf zijn weg terug vinden. Een ontmoeting van zo'n meestal slapende, koetsier met de paardetram werd door de conducteur even opgelost door de kar uit de rails te duwen en hem erachter de tram weer in te zetten. Meteen ‘vort, hond’ kon de reis worden vervolgd.
Maar er zal in de toekomst wel weer veranderd moeten worden; de
Westfrisiaweg en talloze bochtverbeteringen, wegverbredingen,
aansluitpunten en veiligheidsmaatregelen zijn nog te wachten. De toename
van het aantal personenauto's vereist dit soort activiteiten nu eenmaal.
In 1960 waren er 5000 in de regio en In 1980 was dat aantal gegroeid tot
73.000! Niet zo verwonderlijk eigenlijk als men bedenkt dat er 26.000
huizen in 1930 waren tegen 76.700 in 1980. Op deze lijn doorgaand haalde
Hoorn omtrent 1 januari 1984 zijn 50.000e inwoner binnen.
Stad en land zijn in 25 jaar meer veranderd dan in de 250 jaar daarvoor.
Toch is het gebied nog herkenbaar aan zijn historisch gegroeide
karakteristieken. Er is nog Westfries land, er zijn nog Westfriese steden.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.