Archivering » Boeken » Verdwenen water, gewonnen melk » Pagina 76-77
Waar bestond de stal-Groneman in die jaren uit? Wij weten dat zeer nauwkeurig uit de eerste hand. In 1884, wij vermeldden dat reeds, begon Groneman met een produktie-controle op zijn bedrijf. Al die melkstaten zijn bewaard gebleven. De staat voor 1884 vermeldt de navolgende gegevens:
Naam | leeftijd | hoogste dagopbrengst |
produktie | |
Neeltje Aaltje Elisabeth Maartje Cornelia Christina Clasina Anna Johanna Dora Trijntje Neeltje 2 Amalia |
8 jaar 7 " 6 " 6 " 6 " 5 " 4 " 4 " 3 " 3 " 3 " 2 " 2 " |
32 25 27,5 27 29,5 27 19,5 22,5 20 24 31 17,5 15,5 |
liter " " " " " " " " " " " " |
6016 liter 4050 " 4529 " 4267 " 4458 " 5042 " 3363 " 3129 " 3124 " 3142 " 3636 " 3265 " 2520 " |
Dat was een produktie, die mocht worden gezien. Het hooi immers had nog niet die kwaliteit van nu,
in het land werd niet bijgevoederd en het geven van krachtvoer in de wintermaanden op stal had maar
weinig te betekenen. De koeien waren, op enkele na, allemaal eigen fok: echte Wieringerwaarders,
'bodenständig' zogezegd. Met die koeien werd de stier Ruiter IIa gepaard, een stier, waar aan
vaders zijde óók melk achter zat.
Toen kwam die gedenkwaardige dag: de 29ste juli 1897. De 26-jarige zoon Florentius bezocht de Schager
markt en kwam er oog in oog te staan met een ongeveer anderhalf jaar oude stier, die was aangevoerd
door ene Wijnker, een veehouder uit Veenhuizen, gemeente Heerhugowaard. Het was een dier met een totaal
onbekende afstamming. Zijn geboortedatum was zelfs niet bekend. Maar Florens zàg iets in dat
dier en voor ƒ 107,50 werd hij er de nieuwe eigenaar van. Een handelaar, die de begerige
blik van Florens had gezien en de stier snel van Wijnker had overgenomen, gunde hij graag tien gulden
winst!!! De stier verhuisde naar 'Groenhoven' en kreeg daar de naam Frans.
Neeltje 923 NRS, geboren 1876. Maten als zevenjarige: romplengte 163, kruishoogte 138, bekken breedte
59. De vader was een donkerzwartbonte stier, die in de Beemster was aangekocht, de moeder was De Snuit,
in 1876 aan bloedziekte gestorven. Neeltje werd als 13-jarige gust verkocht. Als 8-jarige bracht zij
het in 1884 tot een hoogste dagproduktie van 32 liter.
Het was een stier, van wie in aflevering XXIII van het NRS (1897) staat vermeld: 'Stand ietwat
hakkig, voorstel sterk, ruim, middenstel wat vlak gerond, goed gesloten, achterstel breed, vierkant',
en die Groneman in zijn eigen register noteerde met de vermelding: 'mannelijk, zwartbont'. In hetzelfde
jaar nog werd Frans bekroond met een provinciaal subsidie van ƒ 100 en het jaar daarop zelfs
met een provinciaal subsidie van ƒ 150. Op 23 mei 1899 verliet Frans 'Groenhoven' definitief.
Hij werd naar de markt in Purmerend gebracht en daar voor ƒ 325 aan de Amsterdamse slager
W. Lisse verkocht.
Maar Frans had op Groenhoven intussen zijn mannelijke plicht gedaan. Hij liet er echter maar
één zoon achter: Frans 2, een telg van Frans en Cornelia 18, welke koe op haar beurt
weer een dochter was van Ruiterszoon VI. Deze koe mocht dus Ruiter IIa, de stier met al dat goede bloed
uit stal Wit te Midwoud en al die melk achter zich drie maal tot haar voorvaderen rekenen. Gerichte
inteelt schuwden de fokkers uit die jaren niet. Het ging er om, steeds maar weer het beste met het
beste te kruisen, om met name ook de Amerikaanse inkopers tevreden te kunnen stellen. Want voor luxe
prijzen zijn de Noordhollandse veefokkers altijd zeer gevoelig geweest... Behalve vader en zoon Groneman!
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.