Bibliotheek » Boeken » Geschiedenis van West-Friesland » Hoofdstuk VIII » Pagina 87-88
Een geschiedenis van Westfriesland zou niet volledig
zijn, als niet een korte beschrijving gegeven werd van de
boerderijen. De Westfriesche boerderij heeft al sedert
eeuwen den vorm van een stelphoeve, een vierkant gebouw, dat op het eerste gezicht op een pyramide lijkt, het
eindigt echter niet in een punt, maar heeft een korte nok;
onder dit dak is het geheele bedrijf besloten. Overal ziet
men nog de rieten daken met aan de voorzijde een spiegel
van dakpannen, die reeds op 18e eeuwsche afbeeldingen
voorkomt en aan de ietwat sombere gebouwen iets sierlijks
geeft, terwijl dikwijls veel zorg aan het metselwerk van
den schoorsteen besteed is. De ouderwetsche boerderijen
zijn onderaan blauw geschilderd om de booze geesten te
weren. De mooie trapgevel van de reeds genoemde
boerderij van 1659 te Westerblokker is van warmroode
baksteen, ook de achtergevel is van steen, terwijl de
zijwanden nog van hout zijn, waardoor het geheel er
bijzonder schilderachtig uitziet. Houten zijwanden komen
nog wel aan meer oude boerderijen voor.
In het midden
van het gebouw bevindt zich het z.g. vierkant, waarin
het hooi geborgen wordt en waaromheen de woning en
de stallen gegroepeerd zijn. Het vierkant is van een
bijzonder stevige constructie, vier zware palen, door
regel werk verbonden, waarop de kap rust. Aan de voorzijde bevinden zich de woonvertrekken en de voordeur,
die echter niet gebruikt wordt, men gaat altijd opzij of
achterin. De voordeur was oudtijds een waar pronkstuk,
uitgesneden en kleurig geschilderd, terwijl ook de omlijsting versierd was. Oorspronkelijk werd deze deur
slechts bij huwelijken en begrafenissen gebruikt, een hier nog
bekend rijmpje luidt: de doode en de bruid gaan de voordeur in en uit. Hier en daar worden deze statie- of
lijkdeuren nog aangetroffen; het gebruik ervan is snel aan
het verdwijnen, zooals aan vele oude gebruiken bij huwelijken en sterfgevallen niet meer de hand gehouden wordt.
De groepeering der vertrekken om het vierkant is lang
niet altijd gelijk; in vele boerderijen ligt de koegang aan
den zijkant, terwijl aan den anderen kant dan de deel,
hier darsch geheeten, gelegen is. In de boerderij van 1659
ligt de koegang aan de achterzijde. Een nauwgezet onderzoek zou misschien kunnen uitmaken of in verschillende
eeuwen een bepaalde indeeling gebruikelijk was. Als de
koeien 's zomers buiten zijn, wordt de koegang netjes
opgeruimd, er werden kleedjes neergehangen; wat men
aan fraaie voorwerpen had, werd er neergezet en langs
de wanden plaatste men groote porceleinen of Delftsche
borden. Aan het begin van de koegang is een gedeelte,
dat 's zomers ingericht wordt als woonruimte voor het gezin, het z.g. staltje.
We willen tot slot nog iets vertellen over oude gebruiken.
Als een jonge man zijn zinnen op een meisje gezet
heeft, gaat hij 's avonds naar haar woning en als zij hem
een stoel geeft en hij dus in den familiekring opgenomen
wordt, beteekent dit voor hem, dat zijn uitverkorene
hem welgezind is. Als vader en moeder naar bed gaan,
blijft het jonge paar alleen achter. „Skooien” noemt men dat, op andere dorpen gewoon „vrijen.”
Met het huwelijk is er twee dagen onafgebroken feest.
Op den eersten dag bestond het maal uit grauwe erwten
met rozijnen, op den tweeden at men roggebrood met
kaas en beschuit en ook „skootjebol” een soort wittebrood,
terwijl de gasten moesten helpen aardappelen schillen voor
het middagmaal. Allerlei oude liedjes werden gezongen,
die hoog noodig verzameld moeten worden, voordat ze
geheel vergeten zijn; met de dansen is het net eender, men is daar trouwens al mee bezig.
Als ten slotte bruid en bruigom naar huis gingen, spande
men een wit laken over hen uit, dat door de gasten vastgehouden werd en waaronder men hen wegbracht. Dit is
in onbruik geraakt, evenals het ringetje, dat men in sommige plaatsen aan de deur hing als er een kind geboren
was, voor een jongen werd het heelemaal met een wit lintje omwoeld, voor een meisje half.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.