Bibliotheek » Boeken » Dokter in West-Friesland » Pagina 117-120
De dokter onder vrouwelijk vuur 1)
De dokter heeft zo juist bemiddeld in een moeilijke zaak die het huwelijk van de zoon van de Wed.
Obdam betreft. Pietertje en Maartje zijn haar dochters.
W e d. O b d a m (tot de dokter) :
Nou niet dadelek vort gaan hoor. Eerst nag 'n koppie, wie weet wanneer 't weer beurt.
P i e t e r t j e (gaat naar 't schenkblad, onderweg
't kopje van de dokter meenemende) :
Op ien bien ken je niet lope, man.
D e d o k t e r :
Nu, laat ik daarvan dan nog even profiteren.
M a a r t j e :
Ze noemt 't voor niks gien troost.
W e d. O b d a m :
Nou moet je me toch nag efkes vertelle, weer of je staan as dokter.
D e d o k t e r :
Kwellendam.
W e d. O b d a m :
Den weun je dichter bai as 'k docht.
D e d o k t e r :
Ja, een uurtje rijden ruim.
P i e t e r t j e :
Den ben je zeker die beroemde kiezetrekker, die twei kieze te gelaik zonder pain trekt en voor ien
geld. Je hoor der hier gien ien as ie kiespain het of ze gaan naar Kwellendam.
D e d o k t e r :
In tegenspraak met de naam van de plaats, ja, met zo iets dergelijks ben ik wel eens gedoodverfd, maar
een gelukkig geval maakt overdreven reclame als een ongelukkig onbillijk veroordelen doet.
W e d. O b d a m :
Nag erger, wouwe ze je met verf doôd make?
D e d o k t e r :
Neen, dat is een uitdrukking, die een veronderstelling weergeeft, welke men niet dadelijk bewijzen kan.
W e d. O b d a m :
Gelukkig. Ik docht al, wat zelle we nouw hore. Ben je ok trouwd?
D e d o k t e r :
Neen, zover heb ik het nog niet kunnen brengen.
W e d. O b d a m :
Niks an 't handje ok?
D e d o k t e r :
Hoe bedoelt u;
W e d. O b d a m :
Hew je nag niks in 't zicht?
D e d o k t e r :
O neen, met geen verrekijker zelfs.
P i e t e r t j e :
Nou maar, moeder, den hew ik dokter in m'n diezek.
M o e d e r :
Hoe den?
P i e t e r t j e :
Den make wai nag kans.
M a a r t j e :
J a, jij zelle kans hewwe.
M o e d e r :
As 't nou maar uit is.
D e d o k t e r (tot Pietertje) :
Ik kan u verzekeren, dat het hier een geheel onverwachte kennismaking is geweest, maar een aangename
was 't. U zult echter begrijpen, dat de keuze me te moeilijk zou wezen en om de oudste gekozen te
verklaren als bij een stembus, of het lot te laten beslissen, daarvoor staat het kiezen van een vrouw
toch te hoog.
P i e t e r t j e :
Nou, ik zai maar zo wat, Maartje kon je toch niet kraige.
D e d o k t e r :
Zie je wel, zo schrikken ze mij altijd af. Waarom Maartje niet?
P i e t e r t j e :
Die is al half verzaid en ik wou je ok niet hewwe.
M a a r t j e :
Zure druiven?
M o e d e r (tot Pietertje) :
Is 't nou genog? Je wete je ofstand niet te bewaren. Je doene net of ie familie is.
P i e t e r t j e :
Maar, moeder, staan ik gien end van 'm of? En alle mensen benne immers familie van mekaar?
D e d o k t e r :
En daarom mag ze gerust familiaar zijn.
P i e t e r t j e :
Nei, maar zo'n dokter, die alle nachten uit moet, deer zou ik 't niet op hewwe.
M a a r t j e :
Pietertje, Pietertje, proppeskietertje.
P i e t e r t je (tot dokter, naar Maartje wijzend) :
Wat zeg je wel van m'n zuster de dichteres? Zo het ze der 'n hele hoop: Piet, Pietje, deugenietje, hew
je al hoard, Pietemelletje, slaapgezelletje, Pie, Pie, Pie, lief voor twei en ondeugend voor drie, en
nouw weer: Pietertje, Pietertje, proppeskietertje, zait dat niks?
D e d o k t e r :
Dat zegt, dat Maartje een dichteres in knop is, die zich maar te ontplooien heeft, maar .... (tot
de wed. Obdam zich richtende, opstaande en haar de hand biedende, onderwijl de wed. ook is opgestaan) :
Juffrouw Obdam, als ik hier zo de gehele situatie overzie; dan geloof ik, dat u een allergelukkigst
gezin hebt, waarmede ik alleraangenaamst heb kennis gemaakt, de aanleiding er buiten latende en ik hoop
innig, dat nog tal van gelukkige jaren u zullen worden gegund, al zou het alleen zijn om nog eens het
genoegen te hebben met u allen saam te wezen.
P i e t e r t j e :
Nou, op de bruiloft van Piet.
D e d o k t e r (geeft haar de hand) :
Dan zullen wij eens samen dansen.
P i e t e r t j e :
Ja, maar ik neem nag 'n aar ok voor me mee.
D e d o k t e r (klopt Pietertje op de schouder en gaat
naar Maartje, haar de hand gevende, zeggende) :
't Was me bijzonder aangenaam.
M a a r t j e :
Nou, dokter, ok namens moeder bedank ik je wel voor alles wat je voor ons dein hewwe en de rest moet
je maar zoo nouw niet neme.
Scherm valt
1) Fragment uit Een lach en een traan: Hoorn 1932, blz. 39 vlgg.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.