Bibliotheek » Boeken » Dokter in West-Friesland » Pagina 79-80
Het dialect bij Van Balen Blanken
Van Balen Blanken was een man van de daad en het woord, niet van de pen. Er is dan ook weinig
geschreven of gedrukt van hem bewaard, en van dat weinige is maar een gedeelte in Westfries dialect.
Bij het lezen ervan kan ik niet ontkomen aan de indruk dat hij het geduld niet had de dialectklanken
zorgvuldig te spellen. Maar, als geboren en getogen Westfries, moet hij het dialect goed gekend en
goed gesproken hebben. Het Westfries van de personen die hij sprekend laat optreden, van een boer
of een boerin, een knecht of een dienstbode is zuiver wat betreft woordkeus en zinsbouw. 'En jai
moete wete wat ze Dinsdag in Purmerend voor de keis had hewwen', 'vooral as ze 't meer bai de hand
had hewwen', 'dat had je ok doen kennen' en dergelijke voorbeelden zijn daarvan het beste bewijs.
Vaak zorgt hij voor een contrast door in dezelfde schets een 'stad ter' te laten optreden, zoals
Gerard in 'n Vreemde eend in de bait, de tandendokter in O Greta, Greta main, de dokter
in Een folkloristische kraamvisite. Dat Nederlands is wel eens wat stijf, maar we moeten niet
vergeten dat de schrijver in de vorige eeuw was geboren en op school geweest, de eeuw waarin de
schrijftafel veel meer dan tegenwoordig als de norm voor goed Nederlands werd beschouwd. Met deze
tegenstellingen heeft hij zeker niet alleen het verschil in optreden, maar evenzeer dat in taal en
uitspraak willen karakteriseren.
Uit de aantekeningen achter 'n Vreemde eend in de bait of Vraijen is laijen, een
een-acter uit 1925, blijkt dat de schrijver een goed gehoor had voor de dialectklanken. Hij zegt
daar dat de ij en ei dikwijls of bijna altijd als ai uitgesproken worden behalve
in jij; dat de enkele en dubbele o in 't Westfries de klank krijgt van de o in
doffer (mannetjesduif), maar niet altijd, want in kogel blijft ze uitgesproken zoals we dat in 't
Nederlands doen. Dat is zijn theorie, die juist is, maar die hij niet in de praktijk brengt. In
diezelfde eenacter spelt hij vele malen jij, maar ook jai op blz. 5, 6, 14 en 20. De
van het Nederlands afwijkende oo spelt hij met ôo of met oô, soms
laat hij het accent helemaal weg. De sk aan het begin van een woord zoals in skip, skool,
wordt de ene maal met sk, een andere keer met sch geschreven. De slot-n van
werkwoordsvormen treffen we soms wel, soms niet aan. Zelfs achter te, wanneer de meeste
Westfriezen deze n nog altijd duidelijk laten horen, ontbreekt hij, b.v.: te zegge, te hore,
maar op een andere plaats: te wezen. Ook in het schrijven van de meervouds-n is geen regelmaat te
vinden. In één zin: De bossen warre weer anplant, de daike weer stopt.
Door deze onregelmatigheden, die waarschijnlijk niets anders dan slordigheden zijn, is het dialect
van onze dokter niet goed te gebruiken voor de studie van het Westfries voor zover het de klanken,
de verbuiging en de vervoeging betreft.
Maar de meeste slordigheden treffen we aan in zijn toneelaanwijzingen. Daar staan Nederlandse en
Westfriese woorden door elkaar, zoals in deze: hij haalt z'n zuiveren segarenkoker uit de vestzak,
de segaren worden aangeboden. De spellingsonregelmatigheden komen ook daar voor, zoals kooltje
naast zoô. Het eerste woord heeft in het Westfries dezelfde oo als zo.
In het bovenstaande staat veel kritiek op het dialect dat Van Balen Blanken heeft geschreven. Maar
als we het vergelijken met het dialect dat sommige anderen voor Westfries wilden laten doorgaan, hoort
hij tot degenen die het nog niet zo slecht gedaan hebben. Het is ook zo moeilijk een dialect te
schrijven, omdat het op school niet geleerd wordt. Ook al praat je Westfries, je leert alleen Nederlands
schrijven. Nederlands komt als vanzelf uit je pen, zoals Westfries uit je mond. Het is dus zeker een
verdienste dat Van Balen Blankens dialect zuiver is van woordkeus en zinsbouw. De toneelspelers, de
voordragers hebben zijn werk, ondanks de spelfouten, toch wel goed uitgesproken, omdat het geschreven
was in hun moedertaal.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.