Bibliotheek » Boeken » Dokter in West-Friesland » Pagina 12-13
West-Friesland en het geslacht van de Van Balen Blankens (1/4)
Dokter Van Balen Blanken van Spanbroek heb ik maar kort gekend. Letterlijk genomen heb ik
hem zelfs helemaal niet gekend, want de vierentachtigjarige die mij in het voorjaar van
1937 een brief schreef met de mededeling dat hij graag eens wat met me wilde praten, had
minstens vier jaren eerder zijn oude standplaats verwisseld voor de rust van Bovenkarspel.
Maar wat zegt dit? Men kan tientallen jaren omgaan met iemand, zonder dat het in het
verdere leven een aanwijsbaar spoor achterlaat; omgekeerd kan een enkel contact met een
persoonlijkheid voldoende zijn om de herinnering en invloed voorgoed met zich mee te dragen.
Van Balen Blanken was zo'n persoonlijkheid. Wie met hem in aanraking was geweest, vergat
hem niet meer. Bovendien had zo'n ontmoeting iets bepalends, hetzij in positieve, hetzij
in negatieve zin: meestal in positieve, zeker toen zijn geestdrift en ongeduldige
ondernemingsgeest, getemperd door leeftijd en ondervinding, niet meer andere, tragere of
meer naar binnen gekeerde naturen tot lijdelijke weerstrevendheid, en gelijk geaarden tot
scherp verzet konden prikkelen.
Ik had veel over hem gehoord, toen ik aanbelde aan de voormalige pastorie in Bovenkarspel
die hij tot woning gekozen had: een donker, deftig huis, met kolossale kamers, zwaar en
antiek gemeubeld, behalve opzij het werkkamertje vol boeken, waarin ik later, evenals in
de tuinkoepel achter het huis, heel wat uren met hem heb doorgebracht.
De eerste indrukken waren anders dan ik had verwacht: de dokter in ruste had niet het
stoere, boers volle gezicht van de mij bekende foto's, hij was niet zwaar van postuur en
bovendien veel kleiner dan ik me had voorgesteld. Zijn iets gedrongen lichaam in het
zwarte jasje en de magere, naar verhouding lange benen vielen me eerder op dan zijn
gezicht, maar dit kwam wel, doordat ik het in het donkere portaal zo slecht onderscheiden
kon. Pas toen ik tegenover hem zat en het gesprek goed op gang was wat betekende, dat hij
gewoonlijk het woord voerde - zag ik duidelijk de vriendelijke mond, die strak en dun kon
worden, als hij zweeg. Maar ook dan bewaarde het gezicht, vooral door de diepe lijnen die
van de neus naar de mondhoeken liepen, een zekere mate van gevoeligheid; soms kon het
daardoor iets zwaarmoedigs krijgen. Boeiend waren de levendige, intelligente ogen achter
de brilleglazen zonder rand; ze gloeiden op ineen bruine tinteling, als hij in het gesprek
met iets bijzonders voor de dag kwam. De beweeglijke handen, hoewel wat gerimpeld en met
blauwe aders, waren niet die van een oude man.
Zijn vrouw, naast hem vrij groot en slank, had prachtig wit haar. Haar houding was in het
begin innemend gereserveerd. Vergeleken met die van de oude dokter was haar stem vol en
buigzaam. Ik hoor haar nog een oud liedje zingen: 'Ik zat te spinnen voor mijn deur', de
romance van een spinstertje en 'een jonkman fraai van leden'. Bij die voordracht was zij -
meer dan tachtig jaar oud - plotseling het jonge meisje dat de minnaar aantrekt en,
telkens al aarzelender, afweert.
Groot en fors beende Ant, de gedienstige, al meer dan vijftig jaar in huis bij de familie,
door de geweldige kamers. Ant had in wezen en optreden iets mannelijks en kordaats: de
leiding van het huishouden was kennelijk in haar handen overgegaan. Ze was nuchter en
hartelijk, en zette heerlijke koffie.
Hoe plezierig ook, de eerste kennismaking met de dokter gaf mij toch een licht gevoel van
teleurstelling. Achteraf heb ik begrepen, dat ik - nauwelijks bewust - de dwaze
verwachting moet hebben gehad in hem de 'ideale' Westfries te zullen ontmoeten. Volgens
mijn opvatting van toen beantwoordde hij daaraan noch uiterlijk, noch wat zijn temperament
betrof. In beide opzichten had hij iets zuidelijks, wat misschien voor een deel de
aantrekkingskracht verklaart, die hij uitoefende op zijn in het algemeen nogal sterk
daarbij afstekende streekgenoten. Overigens heb ik later gezien, dat zijn type in
West-Friesland toch meer voorkomt dan men op het eerste gezicht wel denken zou. Maar wat
wil men? Ik had mij van West-Friesland en de West-Fries, in hoofdzaak uit de boeken, een
bepaald beeld gevormd, waaraan ik de naam G. C. van Balen minstens tachtig jaar verbonden
zag.
Welbeschouwd - maar dat wist ik toen nog niet - bestond die band al bijna tweemaal zo
lang: in 1788 werd in Purmerend Gerard Cornelis van Balen Blanken, de eerste, geboren, die
predikant te Wognum werd. In de standplaats van zijn vader kwam Gerard Cornelis, de
tweede, ter wereld, de latere arts van Benningbroek. Met hem begon de medische traditie in
de familie: ook uit de Gerard Cornelis die daar in 1852 werd geboren, groeide een
plattelandsdokter. Hij werd voor West-Friesland de Gerard Cornelis. 1) Hem
ontmoette ik in de lente van 1937.
1) Ook de zoon en de kleinzoon van deze G. C., beiden eveneens G. C.'s, zijn medicus geworden.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.