Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 17: Westfriezen en hun sport en spel » pagina 395
Een goede schaatsenrijder kon in een paar dagen tijd behoorlijk wat geld bij elkaar krabbelen. Bij
harddraverijen en kolven, eigenlijk bij de meeste sporten, waren behoorlijke prijzen in natura heel
gewoon. Het fabriceren van sportartikelen was een extraatje voor bijvoorbeeld de smid, die onder andere
de schaatsen en kolfstokken maakte. En dan de weddenschappen, die graag aangegaan werden bij alle
soorten sportwedstrijden.
Wat zijn typisch Westfriese sporten? Natuurlijk werden ook in deze regio de bekende sporten geïntroduceerd;
de ene vond meer weerklank dan de andere. Echt specifiek is de belangstelling voor het kolven. Dit spel
is hier ook nu nog, in tegenstelling tot de rest van Nederland, in zwang – hoewel het spel in de
Middeleeuwen heel anders werd gespeeld dan nu. In onze tijd wordt kolven eigenlijk alleen nog in
West-Friesland en de Zaanstreek beoefend. Maar vroeger was het een soort nationale sport.
Van het oude colven in de zestiende tot en met negentiende eeuw weten we vrij veel, omdat de sport toen
nogal gevaarlijk was! Er werden wedstrijden gehouden in de straten van stad of dorp en daarbij volgde
de bal natuurlijk niet altijd de bedoelde baan. Ruiten sneuvelden, mensen kregen de bal tegen het hoofd
en daarom werd het spel in steeds meer dorpen of steden verboden.
Hoe werd colf vroeger gespeeld? De deelnemers hadden een houten stok van ongeveer een meter lang,
aan het uiteinde krom en verzwaard met ijzer of lood. De stokken werden colf genoemd. De bal zat qua
formaat tussen een tafeltennisbal en een tennisbal in en had een leren omhulsel met daarin koeienhaar.
De bedoeling was de bal met de stok in zo weinig mogelijk pogingen van het ene naar het andere afgesproken
punt te slaan.
In de winter, als er ijs lag, waren de omstandigheden voor de colvers ideaal. De ijsvloer is namelijk
over het algemeen glad en waterpas, belangrijke voorwaarden voor een mooi partijtje. Er werd dan ook
vaak op het ijs gespeeld. Zelfs tijdens de overwintering van Willem Barentsz en Jacob van Heemskerck
op Nova Zembla in 1596/97 vermaakten de mannen zich met colven.
De sport werd in de zeventiende eeuw bijna uitsluitend op aparte velden beoefend en ook steeds vaker
binnenskamers op echte kolfbanen. De banen waren langwerpig, 25 tot 40 meter lang en hadden aan elk
uiteinde een paal.
AFBEELDING(EN) NOG NIET BESCHIKBAAR = Linksboven: Schilderij van een 17de-eeuwse jongen
met een vlieger. Vliegeren is een vermaak, dat al eeuwenlang jongens en meisjes boeit.
Rechtsboven: Foto van omstreeks 1900 van de Hoornse hengelsportvereniging De Baars. Op zaterdagmiddag
of zondagmorgen trokken de leden naar de Karperput bij Scharwoude of de visrijke trekvaart naar Alkmaar.
Tot hun uitrusting behoorde onder meer een tasje dat op de buik werd gedragen. Het was het wormenbakje,
waarin het levende aas werd gehouden. (VOH)
Onder: Tekening van Hendrik Tavenier uit 1793 van een visser ter hoogte van de Wognumse buurt te Wognum.
Tegenwoordig is vissen een sport, waarbij de vis na de vangst veelal weer teruggezet wordt. Deze man probeerde
waarschijnlijk zijn maaltijd op goedkope wijze te verdienen. (RANH)
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.