Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 16: Westfriezen en hun armen en zieken » pagina 384
Opvallend is dat vooral de middengroepen en zelfs de randarmen voor de armenzorg betaalden. Volgens
de Armenwetten van 1854 en 1912 moesten de kerkelijke en particuliere armenzorginstellingen de armen
ondersteunen. Maar in de praktijk werd de gemeentelijke armenzorg steeds belangrijker. En die werd
vooral betaald uit de belastingopbrengst. Het belastingstelsel zoals we dat nu kennen, waarbij rijken
meer betalen dan armen, was toen niet aan de orde. De sterkste schouders droegen toen zeker niet de
zwaarste lasten. En dan waren er de accijnsen op onder meer brood en vlees, ook een belasting en een
belangrijke inkomstenbron voor de gemeenten. Die moest iedereen betalen, ook de mensen met een kleine
beurs.
De uitvoering van de armenzorg, bestaande uit administratie, huisbezoek, uitdelingen en klachten
aanhoren, werd vooral door leden van de middenklasse gedaan. Zij waren over het algemeen bijzonder
gemotiveerd. En... daarmee behoorden zij tevens tot de elite.
In de Opregte Haarlemsche Courant van 26 februari 1858 lezen we: ‘In het Armengesticht te
Barsingerhorn, waarin zoowel (wees)kinderen als Oude en Gebrekkige Lieden worden opgenomen en verpleegd,
en waaraan tevens eene kleine Boerderij en eenigen Landbouw verbonden is, worden tegen 1 Mei a.s. als
VADER en MOEDER verlangd, eenen Man en eene Vrouw zonder kinderen, van de Protestantsche Godsdienst
en niet ouder dan 45 jaren.
Johannes Pool (1872-1945), boerenzoon uit Aartswoud,
studeerde medicijnen in Amsterdam.
In 1902 vestigde hij zich als arts in Hoogwoud. De praktijk was aan de Herenweg 69. Pool was geen
onbemiddeld man: hij bezat een hele straat met huizen in Amsterdam en ook een hotel in Callantsoog.
En hij was de eerste autobezitter van het dorp. Na zijn overlijden nam zijn zoon Johan Pool de praktijk
over. (C. Modder, Aartswoud)
De voordeelen dier betrekkingen bestaan in Voeding, Inwoning en Geneeskundige hulp, benevens een
jaarlijksch Salaris voor Man en Vrouw te zamen, van ƒ 125 à ƒ 150.’
Maar wat als zo'n echtpaar nu toch een of meer kinderen had en de baan graag wilde hebben? Dan moesten
ze die kinderen ‘zoo spoedig mogelijk van zich verwijderen’, zoals bijvoorbeeld het reglement
van het hervormde weeshuis te Hippolytushoef en Westerland (1849) bepaalde. Deze vader en moeder moesten
echter wel op zich nemen ‘om de kinderen die in het Weeshuis zullen worden opgenomen, geheel en
al alsof het hunne eigen kinderen waren, naar ligchaam en geest te verzorgen, te onderrigten, te leiden
en te bestieren...’ Diverse weesvaders in Barsingerhorn lijken dat laatste wat al te letterlijk
te hebben genomen; ze konden niet van de weesmeisjes afblijven.
Jacob Avis (1801-1894) was arts te Hoogkarspel.
(AWG)
Honderden jaren waren arme bejaarden die niet meer zelfstandig konden wonen en voor wie bij kinderen
geen plaats was, uitbesteed of in een gesticht opgenomen, samen met wezen en gebrekkigen. Na 1900 kwam
daar verandering in. Zo bouwden de hervormde dorpsdiaconieën van de Classis Hoorn in 1926
‘Avondlicht’ in Zwaag, speciaal voor 62 bejaarden.
Er kwamen negen kamertjes voor echtparen, een paar zaaltjes voor acht à tien alleenstaanden en
een ziekenafdeling. Een particulier betaalde 550 gulden per jaar; plaatsing via het armenbestuur of
de diaconie kostte 450 gulden, op zaal 300 gulden.
Avondlicht had een eigen groentenkwekerij, boomgaard, bakkerij, slagerij en wasserij.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.