Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 14: Westfriezen en hun scheepvaart » pagina 335
Veel mensen kende hij niet meer, het grootste deel van zijn familie was overleden. Pieter Tijsz uit Hem spande de kroon. Na een verblijf van dertig jaar in Tunis en Algiers werd hij eindelijk vrijgelaten. Omdat hij het zeemansberoep niet meer kon uitoefenen, mocht hij bij zijn broer intrekken die in Hem een herberg had.
Het gevaar van de Duinkerker kapers was de aanleiding tot het ontstaan van bootsgezellenbeurzen.
Dit waren lokale verzekeringsinstellingen, waar men zich tegen bepaalde risico's kon verzekeren. Niet
dat zo'n bootsgezellen beurs losgeld kon betalen; die bedragen waren veel te hoog. Maar als men in de
Duinkerker gevangenis terecht kwam, moest men wel voor het eigen eten (mondkost) en voor slaapgerei
zorgen. Voor een bedrag van gemiddeld één gulden per reis als inleg (verzekeringspremie)
betaalde de beurs deze kosten, gewoonlijk zes à zeven stuivers per dag. Deze voorziening werd
overbodig toen de Fransen in 1646 Duinkerken veroverden.
In West-Friesland hebben minimaal achttien bootsgezellenbeurzen bestaan. De meeste zijn in of kort na
1635 opgericht toen de Duinkerker kapers wel heel veel gevangenen maakten. Met het verdwijnen van de
zeevaart verdween ook een aantal bootsgezellenbeurzen. Andere veranderden hun doelstelling en richtten
zich meer op de armenzorg en nog later op de bevordering van sociaal-culturele activiteiten. In het
landschap vindt men een enkele herinnering.
AFBEELDING(EN) NOG NIET BESCHIKBAAR =
Linksboven: Voor de reizen naar de Oost stonden de schipper slechts enkele hulpmiddelen ter beschikking.
Heel belangrijk was de sextant, waarmee de schipper de plaats van het schip midden op zee kon bepalen.
De ‘Itinerario’ van Jan Huygen van Linschoten gold in de 17de eeuw als het belangrijkste
handboek voor Oostindiëvaarders. Met het touw en de zandloper werd de snelheid van het schip bepaald.
(WFM)
Rechtsboven: Elke varensgezel van de VOC had een eigen scheepskist, waarin hij zijn persoonlijke zaken
meenam op reis. Hoe lager de rang, hoe kleiner de kist. Deze stamt uit 1745; de inhoud is gereconstrueerd.
(WFM)
Midden: Twee bladzijden uit het stuurmansboek van Klaas Pietersz Zeeman (1700-1760), stuurman op de
‘Stad Amsterdam’, een walvisvaarder. Zeeman schreef tussen 171 8 en 1724 in het boekje
allerlei zeevaartkundige berekeningen op. Tevens gebruikte hij het papier voor persoonlijke opmerkingen.
(ZZM)
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.