Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 14: Westfriezen en hun scheepvaart » pagina 325
Zeker tot het begin van de achttiende eeuw kwamen de Westfriese zeelieden niet alleen uit de steden,
maar ook van het platteland. Maar terwijl in de steden nog wel het één en ander aan dat
maritieme verleden herinnert, is er op het platteland weinig meer van terug te vinden. Eén zo'n
herinnering is de gevelsteen waarop een schip en het jaartal 1671 in een boerderij aan de Hoogwouder
Gouwe. Daar woonde Grietje Sijp die in 1761 trouwde met Jan Cornelisz Winkel van Twisk, schipper op de
‘Postgalei’.
Omstreeks 1595 werd in Hoorn het eerste fluitschip gebouwd. Een voordeel van de fluit
was het smalle dek. Schepen die voeren op de Oostzee, dienden namelijk belasting te betalen bij het
passeren van de Sont. De hoogte van de aanslag werd een tijd lang mede bepaald door de breedte van het
dek. (WFM)
Het huwelijk duurde niet lang. Eind 1769 verging het schip bij Callantsoog en Jan Cornelisz Winkel
werd in het kerkportaal van Wijk aan Zee begraven. Een kleinzoon boerde te Wognum op een boerderij die
nog steeds de ‘Postgalei’ heet. De naam is ook als straatnaam in de Wognumse nieuwbouw
terug te vinden. Een windwijzer met een schip houdt de herinnering aan het zeevarende verleden van de
familie levendig. Klaas Winkel, burgemeester van Sijbekarspel en achterkleinzoon van schipper Jan Winkel,
noemde zijn boerderij eveneens de ‘Postgalei’.
Met zijn maritieme beroep was Jan Cornelisz Winkel in West-Friesland een uitzondering geworden. In de
jaren na 1700 verdween de zeevaart steeds meer van het platteland. Ook in de Westfriese havensteden
was achteruitgang te bespeuren. Aan het einde van de eeuw was er van deze eens zo bloeiende tak van
werkgelegenheid niets meer over.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.